This is the html version of the file http://www.teilharddechardin.nl/Gamma-jrg10-nr02-apr03.pdf.
Google automatically generates html versions of documents as we crawl the web.
Page 1
jrg. 10/ nr. 2
april 2003
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
1
GAMMA:
Forum over onze rol in de evolutie
Ons blad verschijnt elke twee
maanden. Het tijdschrift staat open
voor iedereen die mee wil denken en
schrijven over de toekomst van onze
wereld. Teilhard de Chardin (1881-
1955) gaf daartoe met zijn
evolutietheorie een ruime aanzet
Het Genootschap tot
Convergentie van Wetenschap en
Religie (GCWR):
Het GCWR omvat een groep
mensen, die ook een geldelijke
bijdrage willen geven aan het
streven van de Stichting Teilhard de
Chardin. Zij staan sympathiek
tegenover Teilhards werk, maar
brengen in het verlengde ervan ook
andere ideeën in.
Een jaarabonnement op GAMMA
Abonnementen gaan in op 1 januari
en worden zonder opzegging vóór
31 dec. stilzwijgend verlengd.
U betaalt voor een hele jaargang van
6 nummers: € 16,- ; losse nummers
kosten € 2,70.
Betalingen:
Voor Nederland:
op rek.nr. 41 38 64 952 t.n.v.
Stichting Teilhard de Chardin,
Heiloo
Voor België:
Op rek. nr. 414-3342831-53 t.n.v.
Stichting Teilhard de Chardin,
Mortsel (België)
Adres bestuur Stichting
en eindredactie:
Stichting Teilhard de Chardin
t.a.v. Henk Hogeboom v.B.
Op de Wieken 5,
1852 BS Heiloo
Tel. 072-5332690;
e-mail: sttdc@worldonline.nl
internet:
>http://www.teilharddechardin.nl<
Kopij: tot 3000 woorden per artikel,
liefst per e-mail of op floppy
insturen voor de 15e van
elke oneven maand. De redactie
behoudt zich het recht voor artikelen
in te korten of te weigeren.
Redactie GCWR:
Ton Borsboom
Benedict Broere
Gerrit Teule
Hans Vincent
Bij de voorplaat:
Tekening naar het ontwerp van
Teilhard van de keerzijde van de
medaille Delamarre zoals deze is
afgedrukt in Claude Cuénot
'Teilhard de Chardin'(Prismaboeken,
Het Spectrum 1967, p. 118)
ISSN: 1570-0089
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
2
Inhoud
Van de redactie
p. 03
Bij de redactie binnengekomen reacties p. 04-23
Gerrit Teule
Reactie op de brief van Wijbrand de Steur
over "Cyberspace en Teilhard"
p. 04-07
Sjoerd Bonting
Antwoord op vragen van Laurens Hessel
over kwaad en chaos (GAMMA, jrg. 10,
nr.1, pp. 7-8)
p. 07-09
Wolfhart Pannenberg
God en de opstanding - een antwoord
aan Sjoerd L. Bonting
p. 10-14
Frank J. Tipler
Het Punt Omega en het christendom-1
p. 15-23
Henk Hogeboom v. B.
Moderne visies op christendom en islam -
Een weg uit versteende geloofstradities
p. 24-26
Hans Vincent
De evolutie van ons wereldbeeld (III)
p. 27-33
Gerrit Teule
Tegenstrijdige belangen
p. 34-38
Benedict Broere
Dialektiek van AOS-3:
Afrikaans collectivisme
p. 39-46
Ben Crul
Natuurlijke theologie gebaseerd op
naturalistisch theïsme-1
p. 47-53
Voor u gelezen
Maarten Coolen/
Koo van der Wal, red.
'Het eigen gewicht van de dingen - Milieu-
filosofische opstellen'
p. 53
W. & A. Fellendans
Holisme als basis voor duurzame
ontwikkeling
p. 54
Wouter Fellendans
Smuts en More
p. 55-57
Arnold Fellendans
Een manifestatie van holisme -I
p. 58-62
redactie
Pro-GAMMAatjes (zie ook p. 33)
p. 63
ISSN: 1570-0089
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
3
Van de redactie
Ontluisterend lijden trekt zijn spoor achter inktzwarte wolken. - - Barstende
bommen dempen dreunend de kreten. - - Uit holle beelden van Allah en God
weergalmt de echo om hulp. -- De mensheid baart zorgen. - - En de liefde?…
Haar licht dringt niet door. - - Te zwak nog en te zeer nog gericht op zichzelf
beklimmen drommen het Platform tegen de Oorlog. - - De as van het kwaad
verduistert de hemel. - - De neerslag ervan komt in de urnen…
In de Delta van stromen en tranen zal de mens zich bezinnen.
Van GAMMA naar Delta. Hoe lang is alleen al die weg? En welk beeld biedt
Punt Omega? Onze Stichting sloot zich vanuit een teilhardiaans standpunt
aan bij het Platform tegen de Oorlog. Daarin is geen sprake van een God die
je om hulp vraagt voor de strijd. Integendeel, met behulp van de mens
wordt God zichtbaar in alle schepselen. Niet door hen te gebruiken voor
eigen doeleinden of hen te bevechten. Nee, door hen te bevorderen in hun
specifieke eigenschappen. Velen krijgen die kans niet. Zij worden onderdrukt
of leven in armoe en honger. De honderden miljarden voor bewapening en
oorlog zijn verkeerd besteed. De teilhardiaan Robert Muller, voormalig
secretaris-generaal van de VN, deed eens het voorstel alle militaire acade-
mies om te bouwen tot vredesuniversiteiten. Plaatsen waar men erop studeert
hoe men wereldwijd vrienden maakt in plaats van vijanden.
De wetenschap niet in dienst van de techniek van de oorlog en de kapita-
listische vooruitgang van een deel van de wereld, maar in dienst van ons aller
samenleven. De wetenschap dus met een ideëel doel. Niet, zoals Tipler zich dit
wiskundig vanuit een eindsituatie voorstelt (p. 24-33). Nee, als een Punt
Omega waar iedereen vanuit het heden naar toe werkt. En vanuit een door
de wetenschap aangereikte overtuiging. De overtuiging, dat ieder leven zin
heeft in het geheel. De overtuiging, dat niemand voor zichzelf alleen bestaat.
Dat men met elkaar verbonden is in een wereldomspannend netwerk, waarin
elke aangebrachte schade op jezelf terugslaat, en dat men het beste kan
samenwerken (Fellendans p. 54-62). Dat de Duitse theoloog Wolfhart
Pannenberg (p. 10-14) het werk van de Amerikaanse natuurkundige Frank
Tipler een warm hart toedraagt, komt omdat te weinig wetenschappers thans
durven wijzen op het religieuze fundament van onze wereld. Veel inspire-
render echter is onzes inziens de evolutiewet van de gelijktijdige toeneming
van complexiteit en bewustzijn, die Teilhard de Chardin formuleerde. Ze lijkt
niet in tegenspraak met veel van hetgeen Tipler in zijn formules uitdrukt.
Voor Teilhard hoeft echter het wonder - dat Goethe "des Glaubens liebstes
Kind" noemde - helemaal niet te worden verklaard. Wonderen gelden voor
hem immers als bewustzijnsmomenten in het proces van evolutie.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
4
BIJ DE REDACTIE BINNENGEKOMEN REACTIES -I:
Reactie op de brief van Wijbrand de Steur over 'Cyberspace en Teilhard' in
GAMMA jrg. 10 nr. 1, blz. 4 ev. door Gerrit Teule
Als je cyberspace vergelijkt met de wereld van de geest, wat ik in mijn boek
Chaos en Liefde aanduidde als de 'eonische matrix', dan is die vergelijking heel
ver door te voeren en ook heel vruchtbaar. Beklemmend ook! De moeilijkheid is
alleen, dat er veel uitgelegd moet worden, omdat het ver af staat van de doorsnee
huisfilosoof. In mijn vorige artikel "Enkele gedachten over het heilige" heb ik al
het verband beschreven tussen wat wij geest noemen en de alomtegenwoordige
elektromagnetische kracht.
Cyberspace staat voor alle informatie, die in een elektronisch netwerk en in
allerlei elektronische geheugens wereldwijd is opgeslagen. Magnetische plekjes en
bitpatronen razen door circuits, kabels en door de lucht. In mijn werkzame leven
als computerexpert fantaseerden we wel eens over een interessante vorm van
geheugen, waarbij een spiegel op de maan een informatiesignaal terugkaatst naar
de aarde. De elektromagnetische informatiestraal is dan vanaf de aarde enkele
seconden onderweg en komt daarna weer terug. Dat vertegenwoordigt een
geheugen, een paar seconden lang. Je kunt die straal dus ook steeds heen en weer
laten kaatsen tussen twee spiegels. De echte informatie zweeft dan ergens op en
neer tussen maan en aarde.
Op precies dezelfde manier komt het licht van een ver sterrenstelsel na een reis
van miljoenen jaren bij ons aan. Al die tijd fungeert de ruimte als een geheugen,
waarin de informatie wordt bewaard, totdat wij het kunnen uitlezen, c.q. opvangen
in onze (radio)telescopen. In het boek The Living Energy Universe verbreden de
schrijvers Schwartz en Russek dit principe zelfs tot een alomtegenwoordig
evolutiegeheugen op basis van elektromagnetische straling (licht). Wie goed naar
de sterrenhemel kijkt, leest een geschiedenisboek, waarin de evolutie wordt
uitgelegd.
Als je, zoals bij Jean Charon, dan ook nog de verbinding maakt tussen die elektro-
magnetische stralingen en de geest, dan wordt het beeld compleet. De geest is
elektromagnetisch van aard en is overal aanwezig. Mijn eigen geest is een deeltje
van deze al-geest, die we dus kunnen bestuderen door er met een telescoop naar te
kijken of door er via meditatie 'vanbinnenuit' in door te dringen, liefst beide
tegelijk. Deze al-geest (god?) denkt met mijn hersenen, praat met mijn
stembanden en handelt met mijn handen. Ofwel: "Ik ben een god in het diepst van
mijn gedachten, en in mijn binnenste zit ik ten troon".
Vroeger was ik niet zo’n voorstander van allerlei superoptimistische gedachten
over computers, die 'het licht zagen'. Tot nu toe bakt de technologie daar nog niet
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
5
zoveel van. Maar het is wel zo, dat de evolutie van computers en communicatie-
netwerken razendsnel gaat. Wat ook snel gaat is de ontwikkeling van ons begrip in
dezen. Hoe onze hersenen werken, in samenwerking met onze geest, weten we
nog steeds niet en er is ook geen zicht op, dat we het snel te weten zullen komen.
Maar één ding weten we nu wel zeker, het werkt helemaal niet zoals een Von-
Neumanncomputer werkt (d.w.z. met een geheugen en een stored program, onze
huis-PC dus). Computers hebben geen geest.
Enige tijd geleden schreef ik in GAMMA over het probleem van de snelheden.
Onze hersencellen werken met een snelheid van maximaal 100 pulsen per
seconde. Dat is vergelijkbaar met de kloksnelheid van computers, in die zin, dat
computers onnoemelijk veel sneller zijn. Dat zou betekenen, dat wij nooit iets
sneller kunnen bedenken dan een computer, maar helaas, zo werkt het niet. In feite
presteert onze geest op een aantal punten oneindig veel beter dan de snelste
computer. Iedere computertechnicus weet, dat de snelheid van een computer kan
toenemen, als de afmetingen kleiner worden. Prop de hele computer in een
zandkorrel, en misschien kom je dan een beetje in de richting van de snelheid van
de geest. De techniek laat dat jammer genoeg niet toe, want zo’n zandkorrel-
computer zou meteen in rook opgaan ('de geest geven', als ie er eentje had). Niet
voor niets hebben supercomputers waterkoeling. Maar ook onze hersenen zijn veel
groter dan een zandkorrel en toch werken ze veel sneller dan onze supercomputer.
Technisch kan dat met zulke trage hersencellen helemaal niet, zelfs niet met de
veronderstelde duizendvoudige parallelle verwerking, waar mensen als Dennett
het over hebben. Diep in zijn hart weet hij zelf ook wel dat dat onzin is.
Pas als wij onze geest laten werken in een superklein bolletje, kleiner nog dan een
atoom, bereiken we mogelijkheden, die de snelheid van de geest zou kunnen
verklaren. Volgens Charon is onze geest in de kern een kleine tijdruimte, kleiner
dan een atoom en op één punt grenzend aan onze tijdruimte. Dat raakpunt nemen
wij waar als een elektron. Binnen in die tijdruimte, een klein bolletje dus, bevindt
zich een kluwen van rondtollende fotonen met de hyperkorte cyclustijden, die je
kunt zien als de 'kloktijden' van onze geest. Daar kunnen computers nooit aan
tippen. Wij 'tikken' onnoemelijk veel sneller dan de snelste supercomputer. Het is
deze hypersnelle kloktijd, die ons bewustzijn mogelijk maakt, inclusief de elektro-
magnetische aansturing van onze nogal trage hersenen en, nog trager, de sturing
naar ons lichaam. Charon geeft daarvoor een complete natuurkundige verklaring
en hij is tot nu toe de enige. Alle andere filosofen draaien er wat omheen en
beweren dan, dat ze "het bewustzijn verklaard" hebben (Zie Daniel C. Denett: Het
bewustzijn verklaard). Vergeet het maar...
Volgens deze redenering kunnen computers nooit bewust worden, zoals Jos de
Mul hoopvol denkt. Dat deze meneer zo optimistisch is over de evolutie van
computers, komt omdat hij de snelheidsexercitie nog nooit heeft gedaan. Boven-
dien bewijst het, dat antropologen geen verstand hebben van computers. Voor
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
6
bewustzijn is niet alleen ontzettend veel 'wereldkennis' nodig, maar vooral ook een
supersnelheid om die kennis en de waarnemingen te verwerken. De computer-
technologie zal die snelheid nooit kunnen leveren. Immers, zelfs de kleinste en
snelste computercircuits zijn nog steeds miljoenen atomen groot en de snelheid
van de geest speelt zich af 'binnen in' één elektron, nog veel kleiner dan een
atoom (aldus Charon). Zo'n bolletje geest noemt hij een eon, omdat het een
eeuwig stabiele structuur is.
De argumentatie, dat zonder computer geen ruimtevaart mogelijk is, en dat
computers overal de administratie sneller en beter doen, is nauwelijks een
argument in deze discussie. Uiteraard zijn die prestaties indrukwekkend, maar ze
hebben ook hun begrenzingen. Uiteindelijk gaat het om de vraag of, en zo nee
waarom niet, computers tot bewustzijn kunnen komen. Mijn antwoord is: nee,
nooit en te nimmer. Maar de menselijke geest kan waarschijnlijk wel in de
computer kruipen. Dat kan door computerimplantaten (in de verre toekomst) of
anders door zelf in de machine te kruipen. In beide gevallen hebben we het over
de transhumane mens. In sommige SF-verhalen zie je een stel blote hersenen, dat
in het inwendige van een computer is geïnstalleerd. Mij lijkt dat niets. Hoe eet je
dan een gebakje of heb je seks? Alles virtueel? Getsie!
Heel misschien is er nog een andere mogelijkheid voor computers om tot
bewustzijn te komen. Een menselijke eon (de Zelf-eon, die al mijn evolutiekennis
in zich verenigt) springt met bewustzijn en al over van een mens naar de machine.
Dat klinkt bizar, maar bedenk wel, dat in de evolutie de mens ook slechts een
instrument, een tussenstap is om qua bewustzijnsverbreding een grote stap verder
te komen. Wie weet is de mens alleen geschapen om de volgende weg mogelijk te
maken: computers, die de fakkel van bewustzijnsverbreding en -verdieping t.z.t.
overnemen (een verdere evolutie op basis van silicium dus). En trouwens, wie
weet zijn er nu al miljoenen intelligente eonen overgesprongen naar het WWW,
het wereldwijde web, met achterlating van de ontzielde en zombie-achtige
computerfanaat. Dat soort mensen kom je veel tegen achter computers. Voorlopig
houden die computergeesten zich stil, maar af en toe kunnen ze zich niet
beheersen en dan heb je weer een virus.
Teilhard zal zich misschien in zijn graf omdraaien, als hij deze prietpraat zou
lezen. (Volgens mij las hij vanuit de cyberspace mee, toen ik dit zat in te kloppen.
Ik hoorde hem zenuwachtig hijgen.) Maar toch kun je het internet en de
cyberspace nu al zien als een verre voorbode van wat er kan komen. Deze evolutie
is immers nog lang niet ten einde. Wij gaan de siliciumconstructies (computers)
integreren met onze eigen lichamelijke koolstofconstructies, dat staat nu al vast.
De transhumane mens komt eraan. Alle componenten daarvoor zijn aanwezig of in
de maak. Denk maar aan nanotechnologie, genenmanipulatie, de GSM, draadloos
internet, etc. De eonen, met daarin onze geest, kunnen er prima mee overweg, of
het nu koolstof- of siliciumtechnologie is.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
7
Momenteel verloopt die integratie via het toetsenbord, de muis en de beeldbuis,
maar dat kan natuurlijk nog veel en veel beter. Bij blinden worden nu al computer-
implantaten gebruikt om weer iets te kunnen zien. Bij wijze van aprilgrap hebben
wij eens, toen ik in de marketingstaf van IBM werkte, een nieuw imput-output-
apparaat ontworpen: een neusklem, die in de neusgaten rechtstreeks contact maakt
met enkele reukzenuwen, het project-Nosy. Die zenuwen gebruiken we toch al
lang niet meer. Zo ontstond er een regelrechte en snelle verbinding tussen de
computer en onze hersencellen, zonder typende vingers of starende ogen. Hele
gedachtewolken, nog niet geverbaliseerd, konden we zo rechtstreeks de computer
inblazen en vice versa. De uitdrukking 'je neus in andermans zaken steken' kreeg
een omgekeerde versie: 'andermans zaken in je neus steken'. Ook het woord
'wijsneus' kreeg een geheel andere betekenis. Het was toch iets meer dan een
grap…
Persoonlijk zou ik best een harde schijf met een flink aantal terabytes geheugen in
mijn vergeetachtige hoofd willen hebben. Dat levert meteen ook een fotografisch
geheugen op: beeld, film, muziek, alles kan er in. Het hele oeuvre van Bach in
mijn hoofd? Geen probleem. En alles van Mozart, Händel of Beethoven kan er
ook ruimschoots bij. En passant laad ik ook nog even de Encyclopedia Brittanica.
Ik word opeens albewust en vooral superintelligent, want het geheugen is immers
de intelligentie van de dommen! En altijd rechtstreeks contact met het
wereldwijde web kan nu ook al. De digital angel, een computertje ter grootte van
een euro, kan onderhuids geïmplanteerd worden en houdt contact met de hele
digitale buitenwereld, de cyberspace dus.
Het is allemaal nog wat grofstoffelijk, maar die technologie wordt razendsnel
beter en kleiner. Alles wat geest is, hangt straks met elkaar samen. Hoewel, was
dat al niet zo sinds het begin van al het leven? Is er wel iets nieuws onder de zon?
Zou cyberspace inderdaad een voorloper zijn van Teilhards einddoel: Omega? Ik
stel mij zo voor, dat hij daar rustig op een bankje zit en afwacht, af en toe geamu-
seerd kijkend naar onze onnozele cyberpogingen. Hij peinst: "Zouden die mensen
daar beneden al een beetje begrijpen, waar ze mee bezig zijn?" En wij, nog onge-
hinderd door dieper begrip, brullen de cyberspace in: "Teilhard, here we come!"
BIJ DE REDACTIE BINNENGEKOMEN REACTIES -II
Antwoord op de vragen van Laurens Hessel over kwaad en chaos (GAMMA,
jrg. 10, nr.1, pp. 7-8) door Sjoerd L. Bonting
Laurens Hessel stelt twee goede vragen, waarop de redacteur mij vroeg te ant-
woorden. Dat wil ik hier proberen te doen.
Vraag 1: Als kwaad (rest)chaos is, hoe moet ik dan begrijpen dat juist de grootste
misdaden perfect georganiseerd waren: de holocaust, de goelagarchipel etc. Welk
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
8
verweer heb ik dan tegen een dictator die zegt orde op zaken te zullen stellen in de
chaos van de democratie? Hoor ik hier de stem van een kerk waarvoor law and
order het hoogste goed is?
Antwoord: De scheppingsverhalen in Gen.1 en 2 leren ons over een oerchaos,
waaruit God zijn initiële schepping verricht. Daarbij blijft een restchaos (gesym-
boliseerd als 'zee' of het zeemonster Leviathan) over, die God bestrijdt in zijn
voortgaande schepping. Beide vormen van chaos ontleen ik met de meeste theo-
logen aan het Oude Testament, en daarom ga ik er hier niet verder op in.1, 2 In mijn
chaostheologie stel ik dat het kwaad voortkomt uit de restchaos. Voor het fyieke
kwaad van natuurrampen is dat het gevolg van het chaotische gedrag van de
aardse tektonische krachten en van de atmosfeer. Voor het morele kwaad, dat door
de mens bedreven wordt, herinner ik aan de woorden van Paulus: Want wat ik
uitwerk, weet ik niet; want ik doe niet wat ik wens, maar waar ik een afkeer van
heb, dat doe ik (Rom.7:15). Het is dus 'chaotisch denken' dat de mens tot het
kwade voert. Zo zie ik het verhaal van de zondeval in Gen.3 als het typische voor-
beeld van menselijk chaotisch denken: Adam en Eva dachten aan God gelijk te
zullen worden door het eten van de verboden vrucht. Hetzelfde is m.i. het geval
met Hitler en Stalin, die meenden dat zij -als waren zij God- het recht hadden om
hun vermeende tegenstanders uit de weg te ruimen. Dat zij hierbij het menselijke
vernuft gruwelijk misbruikten door dit op een rationele en grootschalige wijze uit
te voeren bewijst alleen maar hoe chaotisch het menselijk denken kan zijn. Ik weet
niet op welke kerk de laatste ironische zinsnede van Laurens Hessel zou moeten
slaan. In geen geval op mijn Anglicaanse kerk, waarvan de leider, aartsbisschop
Rowan Williams, juist zijn stem heeft verheven tegen een oorlog in Irak op dit
ogenblik. Ook vele andere kerken hebben een soortgelijk geluid laten horen.
Vraag 2: Wie schiep de oerchaos, indien niet God? is "een vraag die we niet
zinvol kunnen stellen; dit is een oermysterie". Hoor ik hier de stem van theologen
die altijd juist op het moment dat hun denken vastloopt zeggen dat wij niet verder
kunnen, of mogen, vragen? Als chaos "geen materie maar een toestand is" is, dan
van wat? Als chaos "zelf moreel neutraal is", zoals duisternis t.o.v. licht of deeltje
t.o.v. golf waarom zou God dan de restchaos moeten bestrijden? Wat win ik door
het kwaad als "oermysterie" te vervangen door chaos als "oermysterie"?
Antwoord: Laurens Hessel houdt niet van 'mysterie.' Ik ben echter van mening,
dat we zowel in de theologie als in de natuurwetenschap bereid moeten zijn om bij
een onoplosbaar vraagstuk te erkennen dat we hier op een mysterie stuiten. Dat
betekent niet dat we het daarbij moeten laten. Vele fysici zijn al meer dan 50 jaar
bezig om het mysterie van de oerknal op te lossen door snaartheorieën en derge-
lijke. Tot nog toe zonder succes, maar dat hoeft hen er niet van te weerhouden te
blijven zoeken. De auteurs van Gen.1 en 2 laten de oerchaos ook een mysterie. De
omstreeks het jaar 185 geponeerde leer van creatio ex nihilo (schepping uit niets)
mag voor sommigen ons misschien van het mysterie van de oerchaos afhelpen,
maar ik heb laten zien dat dit alleen maar andere ernstige problemen schept, zoals
dat van de oorsprong van het kwaad.3,4,5 Chaos in fysische zin is wanorde,
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
9
gekwantificeerd als entropie. In onze wereld is dat altijd verbonden met de
materie. Op het ogenblik van de oerknal bestond er echter nog geen materie, maar
kosmologen en informatici nemen wel aan dat er op dat ogenblik een oneindig
grote entropie bestond, die bij de verdere ontwikkeling daalde omdat er door
informatieinvoer ordening optrad, o.a. met het ontstaan van de eerste deeltjes.6
Met onze fysica, die betrokken is op de bestaande wereld, kan de vraag 'chaos, dan
van wat?' niet beantwoord worden.
De vóórwetenschappelijke auteurs van Gen.1 (wateren, leegte, duisternis) en van
Gen.2 (levenloze woestijn) kwamen nog minder ver. Door bijbelse en fysische in-
zichten te combineren kom ik dan tot de uitspraak dat God op het moment t=0
schiep uit een materieloze chaos. Zowel fysici als theologen moeten erkennen dat
we geen zinvolle vragen kunnen stellen over de situatie vóór t=0. Ik durf in mijn
theologische speculaties niet verder te gaan dan te stellen: 'buiten God is chaos',
waarbij ik dan in aanmerking neem dat God bij en in zijn schepping betrokken is.
In zijn vraag 'waarom zou God dan de restchaos moeten bestrijden?' haalt Laurens
Hessel twee opmerkingen van mij door elkaar. Met mijn opmerkingen over licht
vs. duisternis en deeltje vs. golf verweer ik me tegen het verwijt van enkelen dat ik
me in mijn chaostheologie schuldig maak aan herinvoering van het gnostische
dualisme.7 Mijn stelling, dat chaos en restchaos 'moreel neutraal' zijn, baseer ik
enerzijds op de fysica, die geen morele kwaliteit toekent aan chaos en orde.
Anderzijds op het bijbels-theologische inzicht dat de we in een onvoltooide schep-
ping leven, gekenmerkt door een restchaos, en dat God in zijn voortgaande schep-
ping doende is om de restchaos uit te bannen, maar daarbij gebruikmaakt van de
vrijheid die de restchaos hem biedt in zijn scheppende werk. De uitbanning van de
restchaos vind ik prachtig bevestigd in die merkwaardige woorden in Openb.21:1
en de zee was niet meer. Alleen als je het symbool 'zee' voor de restchaos in het
Oude Testament ontwaart, worden deze woorden begrijpelijk.
Tenslotte vraagt Laurens Hessel wat schamper: 'Wat win ik door het kwaad als
"oermysterie" te vervangen door chaos als "oermysterie"?' Het is niet louter een
kwestie van omwisselen van twee mysteries, maar het oplossen van het 1800 jaar
bestaande probleem dat creatio ex nihilo God verantwoordelijk maakt voor het
kwaad in de wereld.5 Met name na de holocaust is de discussie over dit probleem
in alle felheid losgebarsten. Ik meen dat de chaostheologie ons van die kwellende
gedachte kan verlossen.
Noten en verwijzingen
1 Sj. L.Bonting, Mens, Chaos, Verzoening, Kok, Kampen, 1998, pp.18-19.
2 Sj. L.Bonting, Chaos Theology, A Revised Creation Theology, Novalis, Ottawa, 2002, pp.21-29.
3 Sj. L.Bonting, noot1, pp.14-18, 59-62.
4 Sj. L.Bonting, noot2, pp.15-20, 72-76.
5 Sj. L.Bonting, Kwaad in een evolutionaire wereld, Gamma, dit nummer.
6 Sj. L.Bonting, Schepping met 10 Gigabytes, Gamma 10 (nr.1), 29-30, 2003.
7 Sj. L.Bonting, noot2, pp.25-26.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
10
BIJ DE REDACTIE BINNENGEKOMEN REACTIES -III:
'God en de opstanding - een antwoord aan Sjoerd L. Bonting' op diens arti-
kel 'Opstand en hiernamaals - reactie op Tipler en Pannenberg met een
andere visie' in GAMMA jrg. 10 nr. 1 p. 20-28) door Wolfhart Pannenberg
In zijn artikel 'De opstanding en hiernamaals…'1 levert S.L. Bonting kritiek op het
boek van Frank Tipler De fysica van de onsterfelijkheid en op mijn door hem
gewaardeerde reactie daarop. Prof. Tipler zal zelf reageren op de weergave door
Bonting van zijn Punt-Omegatheorie, een weergave die hij verwerpt omdat ze op
diverse punten onnauwkeurig zou zijn. Ik beschouw het niet als mijn taak om
commentaar te geven op de desbetreffende natuurwetenschappelijke onderwerpen,
maar ik wil wel enkele punten verhelderen, waar verkeerde interpretaties kunnen
en zouden moeten worden vermeden, zodat een minder bevooroordeelde discussie
over het ontwerp van Tipler mogelijk wordt.
De inleidende opmerking van Bonting dat 'wetenschap per definitie beperkt is tot
deze wereld'2 schijnt te impliceren dat onze christelijke hoop op een compleet
andere wereld gebaseerd zou zijn, hetgeen niet juist is: Als wij "een nieuwe hemel
en een nieuwe aarde verwachten", is het eerder de transformatie van de huidige
hemel en aarde die we verwachten, precies zoals Paulus in 1 Kor. 15,51 ev.
spreekt over een gedaanteverandering van ons in ons lichamelijk bestaan (vgl. ook
Fil. 3,21). Volgens Rom. 8, 18 ev. geldt deze hoop voor de gehele schepping. Als
er een positieve relatie is tussen de eerste schepping en de transformatie ervan in
de toekomst zou men zich er echter voor dienen te hoeden te ontkennen dat in
principe de mogelijkheid bestaat van een of andere positieve bijdrage hierin van
de natuurwetenschap, met name gezien het feit dat in de opstanding van Jezus de
eschatologische toekomst reeds van invloed is geweest in onze huidige wereld.
We moeten er natuurlijk altijd aan blijven denken dat "ons kennen stukwerk is"
zoals Paulus ons met betrekking tot de theologische kennis voorhoudt (1 Kor.
13,9), een opmerking die ook op alle andere vormen van kennis van toepassing is.
Ten tweede zegt Bonting dat wij als christenen geloven in de verrijzenis, niet in de
onsterfelijkheid. Dat is juist in die zin, dat niets in ons huidige leven gevrijwaard
is van de vernietiging. Maar aan de andere kant wordt van het nieuwe, het
toekomstige leven dat de christenen verwachten, gezegd dat het onvergankelijk is
(1 Kor. 15,42:50). Tipler gebruikt het idee van de onsterfelijkheid in deze meer
algemene zin, niet in tegenstelling tot verrijzenis.
Wat betreft het 'laatste' antropisch principe, ook ik uitte mijn reserves hierover in
deel II van mijn Systematische Theologie. Maar ik beschouw het niet als een
1 Bonting, GAMMA, februari 2003, jrg. 10 nr.1, p. 20-28
2 id. Bonting, p. 20, 3e alinea
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
11
"mystieke gedachte" 3, hoewel het ongetwijfeld "een vorm van teleologie" 3
is.
Als zodanig verdraagt het zich met de theologische taal over Gods bedoeling met
de mensheid en met zijn schepping, hoewel dit een transcendent en geen
immanent telos is. Het is nonsens om te zeggen dat "Tipler God heeft uitgescha-
keld bij de oorsprong van de kosmos" 4 Hij ziet de eschatologische5 toekomst
veeleer als de plaats vanwaaruit God, die de toekomst in Zijn hand heeft, de hele
loop van het universum vanaf het begin ervan heeft bewerkstelligd. Dit standpunt
is niet strijdig met verscheidene dingen die Bonting over de schepping zegt,
hoewel het begrip "chaos" in de theologie niet zou moeten verwijzen naar een
ongeschapen oorsprong van vòòr de scheppingsdaad, omdat de theologische
leerstelling van creatio ex nihilo gelijk heeft in haar verklaring dat er niets bestaat
wat niet door God geschapen is. Ik ben het eens met wat Bonting zegt over het
contingente6 karakter van het universum. En ik zou eraan toe moeten voegen dat
alle gebeurtenissen in het verloop van de schepping ook contingent zijn, ondanks
het feit dat elementen van uniformiteit in de volgorde ervan dat toestaan voor de
toepassing van de formules van de natuurwetten. De contingentie van gebeurte-
nissen evenwel verwijst naar de oorsprong ervan in God als Degene die de
toekomst in Zijn hand heeft, en het is in deze zienswijze dat schepping en
eschatologie bij elkaar horen. Ik denk niet dat ter zake hiervan "kosmologische
toekomstvoorspelling" 7 en bijbelse verwachting "in direct conflict" 7 met elkaar
hoeven te zijn, zoals Bonting stelt, omdat het denken in termen van oorzaak en
gevolg vanuit het verleden - de basis van de wetenschappelijke voorspelling - en
het denken in termen van oorzaak en gevolg vanuit de toekomst (vanuit God als
bron van contingentie) niet noodzakelijkerwijze strijdig met elkaar zijn: daar de
schepper voor zijn schepselen een voortdurend bestaan wenste was de emergentie
van duurzame patronen en de betrouwbaarheid van de natuurwetten een noodza-
kelijke voorwaarde.
Het denken in termen van oorzaak en gevolg vanuit het verleden naar het heden
toe komt evenzeer overeen met het uiteindelijke gezichtspunt van de menselijke
ervaring, omdat wij als eindige schepselen vanuit onze dagelijkse werkelijkheid en
vanuit het verleden naar de toekomst kijken. Aan de andere kant laat bijvoorbeeld
Tipler zien dat dit het idee niet uitsluit dat er op een dieper niveau een denken
werkzaam is van de toekomst van God naar het heden en naar het verleden van
zijn schepselen. Met betrekking tot de verrijzenis van de doden geldt het als een
vertekening van Tiplers standpunt om te beweren, zoals Bonting doet, dat bij
"Tipler de mens zichzelf onsterfelijk maakt door de omvorming tot informatie". 8
3 id. Bonting, p. 21 (r. 6 van boven)
4 id. Bonting,. p. 21 r. 2 van onderen.
5 eschatologisch = volgens de leer van de Laatste Dingen, Dagen.
6 contingen= toevallig zò (d.w.z. het had ook anders kunnen zijn)
7 id. Bonting, p. 24 vanaf r. 8 van onderen
8 id. Bonting, p. 22/23
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
12
Veeleer schijnt het dat God op het Punt Omega van het kosmologisch process het
vermogen heeft om het leven van zijn schepselen te vernieuwen, die al vanuit
Zijn uiteindelijke toekomst waren geschapen. Tipler denkt dat de informatie die
verantwoordelijk is voor het individuele bestaan van ieder van ons nu ter
beschikking zal zijn van God zodat hij ertoe kan besluiten zijn schepselen een
nieuw bestaan te verschaffen. De identiteit met hun vroegere levens wordt dan
verzekerd door de informatie waarover God kan beschikken als aan het lichame-
lijk bestaan van het geschapene een einde is gekomen. Dit herinnert mij aan het
idee van St. Thomas, dat het programma van ons lijfelijk bestaan in onze ziel ligt
bewaard en onze persoonlijke identiteit verzekert als het de basis wordt voor een
nieuwe vorm van lichamelijk bestaan (ScT II 58). De overeenkomst met het idee
van Tipler op dit punt is verbazingwekkend en dit brengt mij tot mijn oordeel, dat
Tipler hier nauw aansluit bij de christelijke leer.
Bonting geeft aan dat hij het met dit standpunt niet eens is, maar hij laat na te
wijzen op de overeenkomst met Thomas van Aquino. In plaats daarvan
veronderstelt hij, dat Tipler van de christelijke leer over de verrijzenis van het
lichaam afwijkt, omdat die de transformatie inhoudt tot een "hemelse vorm die
niet identiek is aan de aardse vorm"9. Misschien werd het feit dat Bonting Tiplers
concept op dit punt niet begrijpt veroorzaakt door het beeld van een computer-
simulatie dat Tipler gebruikt ter illustratie van zijn stelling dat de geschapene door
God kan worden vernieuwd in zijn of haar vroegere individuele identiteit. Dit
sluit echter de ingrijpende transformatie naar een andere vorm van lichamelijk
bestaan niet uit. In zijn recente herformulering van zijn standpunt maakt Tipler dit
punt voldoende duidelijk.
In mijn eerdere artikel over zijn denken vermeldde ik, dat er in Tiplers betoog
inderdaad een belangrijk punt van verschil is met het christelijk concept van de
verrijzenis - de relatie van de christelijke verwachting te zullen verrijzen met het
gebeuren van de verrijzenis van Jezus. Toen hij echter zijn standpunt kort geleden
opnieuw formuleerde, vond hij argumenten die het aannemelijk maakten, dat er
zoiets als een eschatologisch verrijzen als feit centraal had gestaan in onze
geschiedenis. Ik zie dit als een bijzonder interessant argument in een situatie
waarin gewoonlijk de christelijke verkondiging van de verrijzenis van Jezus als
wetenschappelijk onmogelijk wordt verworpen, zelfs door theologen, hoewel
zuiver historische overwegingen eerder een positief oordeel zouden wettigen.
In zijn boek zegt Tipler dat hij zijn standpunt zou willen herzien als de
verschijning van zo iemand in persoon (Jezus als Zoon van God en de verrezen
Heer van een verdoemde mensheid) nodig zou zijn als voorwaarde voor het Punt
Omega om het einde van het kosmisch proces te bereiken. Hij heeft zichzelf nu
overtuigd van argumenten die inderdaad zo'n herziening vereisen, argumenten die
9 id. Bonting, p. 22 r. 6 van onderen
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
13
hem ertoe brengen om een trinitarisch concept van God te accepteren en de
incarnatie van een van de singulariteiten van de Drieëenheid, namelijk de Zoon in
de persoon van Jezus. Dit bracht hem er tevens toe zijn vroegere oordeel over de
historische toedracht van de verrijzenis van Jezus te herzien.
Als christelijk theoloog kan ik mij slechts uiterst voldaan voelen door deze
ontwikkeling in het denken van Frank Tipler, hoewel ik mij niet in alle details van
zijn betoog kan vinden. Inzake het verhaal bij Lucas over de maagdelijke geboorte
van Jezus ben ik om zuiver historische redenen niet in staat om te beweren dat
deze gebeurtenis zich zo in de geschiedenis heeft voorgedaan. Het is niet het
wonderbaarlijke karakter van zo'n gebeurtenis dat ons ervan weerhoudt om haar
als een historisch feit te accepteren, maar eerder de details in de tekst van Lucas
zelf die op de literaire vorm ervan het stempel van een legende drukken.
Dat Jezus (op grond van zijn verrijzenis) de Zoon van God was en is, dat is een
christelijke uitspraak die ouder is dat het verhaal van de maagdelijke geboorte en
staat zelfs geheel los daarvan in de traditie van het Nieuwe Testament, waar we de
gedachte van de maagdelijke geboorte alleen bij Lucas en Mattheüs (1,18)
aantreffen. Tipler zou deze eigenlijk niet nodig hebben voor zijn bewering, dat de
verschijning van Jezus als Zoon van God een noodzakelijke voorwaarde is voor
het Punt Omega om zich op het eind van de geschiedenis van de kosmos te
manifesteren.
Ook ik heb er moeite mee dat Tipler de kwantumtheorie interpreteert als een
theorie van vele werelden. Zoals mijn behandeling van de scheppingsleer in mijn
Systematische Theologie (deel II) laat zien, volg ik liever een versie van de oude
Kopenhaagse interpretatie in een vorm die nu wordt bepleit door Hans Peter Dürr
in zijn stelling dat de wereld met elke nieuwe gebeurtenis opnieuw wordt
geschapen. Maar er zijn heel wat bekende natuurwetenschappers die de
multiwereldhypothese aanvaarden. Aan de andere kant aanvaarden niet allen de
inflatietheorie van Alan Guth, die de voorkeur heeft van Bonting. Zou het niet
beter zijn om van verschillende theoretische opties te spreken en niet - zoals
Bonting doet - andere opties af te doen als "pseudofysica"10, zelfs als het gaat om
een fysicus die uit hoofde van zijn beroep colleges geeft over de relativiteits-
theorie?
Zelfs al kan iemand zich niet met alle argumenten van Tipler verenigen,
christelijke theologen zouden Frank Tipler dankbaar moeten zijn voor zijn werk
en hem om de intellectuele moed moeten bewonderen voor zijn poging om de
kloof tussen de fysica en het christelijk geloof in een toekomstige verrijzenis van
de doden en in de verrijzenis van Jezus als historisch feit te overbruggen. Er zijn
zulke aperte vooroordelen hieromtrent aan beide kanten die veronderstellen dat
10 id. Bonting, p. 22, 3e alinea laatste zin.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
14
zo'n verband onmogelijk is, en daarom is er inderdaad intellectuele moed nodig
voor elke poging om dat te herstellen. Voor het christelijk geloof kan zuiver en
alleen al de mogelijkheid van zo'n verband van enorme importantie zijn om het
publieke klimaat in onze cultuur te veranderen als we kijken naar de mate van
plausibiliteit van de christelijke verkondiging van de verrijzenis van Jezus als een
feitelijke gebeurtenis in de geschiedenis van de mens en daarmee samenhangend
als christelijke hoop voor de toekomst.
In het begin van zijn artikel11 drukt Bonting zijn bezorgdheid over de situatie uit,
en dus zou hij wel wat meer open en sympathiek mogen staan tegenover een
bijdrage als die van Tipler.
BIJ DE REDACTIE BINNENGEKOMEN REACTIES -IV:
Het Punt Omega en het christendom-1
Frank J. Tipler 12
De trinitarische structuur van de singulariteit
De wijze waarop Bonting mijn Punt-Omegatheorie (POT) weergeeft is dermate
onnauwkeurig dat ik geen direct antwoord zal geven op zijn 'recensie' (aangezien
de punten van kritiek erin niet van toepassing zijn op mijn theorie). In plaats
daarvan zal ik de huidige stand van zaken met betrekking tot mijn Punt-
Omegatheorie schetsen - een theorie over de toekomst van het universum - en
vervolgens ingaan op het terecht geuite bezwaar van Pannenberg dat de POT in de
vorm waarin deze in mijn boek De Fysica van de Onsterfelijkheid is gepubliceerd
geen christologie bevat. Om redenen die ik uitvoerig beschrijf in mijn boek 1, stel
ik de singulariteit van ruimtetijd gelijk aan God. In dit essay zal ik aantonen dat de
singulariteit in werkelijkheid een trinitarische structuur heeft en dat deze structuur
inherent is aan het wiskundige karakter van de POT, maar ik realiseerde me dat
niet toen ik het manuscript voor mijn boek in 1993 afsloot.
Wonderen verenigbaar met de wetten van de natuurkunde
Ik zal hieronder met argumenten aantonen dat de wonderen die in het christendom
centraal staan - de incarnatie, de opstanding en de maagdelijke geboorte - volledig
verenigbaar zijn met de thans bekende wetten in de natuurkunde. Als we verder
eenmaal hebben geconstateerd hoe de Zoon (die door de fysica verondersteld
wordt de Tweede Persoon van de Drieëenheid te zijn) deze wonderen verrichtte,
zullen we zien dat hij inderdaad op de wereld gekomen is om deze te redden. Ik
zal uiteenzetten hoe proefondervindelijk kan worden aangetoond of deze
11 Id. Bonting, p. 22 1e alinea
12 Dit artikel is een deel van de reactie van prof. dr. Frank J. Tipler op de artikelen van de Duitse prot.
theoloog prof. dr. Wolfhart Pannenberg en de anglicaanse theoloog en biochemicus prof. dr. Sjoerd
Bonting in onze vorige GAMMA (jrg. 10 nr. 1 p. 14-28). De vertaling is van Henk Hogeboom v.B.
Het volledige Engelse origineel (57 blzz.) vindt u samen met de desbetreffende Engelstalige teksten
van Bonting en Pannenberg op de Engelse versie van onze website>www.teilharddechardin.nl<
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
15
wonderen inderdaad plaatsvonden. Ik zal met andere woorden laten zien hoe
experimenteel aan het christendom bestaansrecht kan worden toegekend.
Voldoen aan drie voorwaarden
Mijn Punt-Omegatheorie vloeit als vanzelf voort uit de wetten van de natuur-
kunde, in het bijzonder de kwantummechanica, de algemene relativiteitstheorie,
het Standaardmodel van de deeltjesfysica en vooral de Tweede Hoofdwet van de
Thermodynamica. Ik zal laten zien dat voor de samenhang van deze wetten over
en weer aan drie voorwaarden moet zijn voldaan. Ten eerste, het universum moet
gesloten zijn (de ruimtelijke topologie van het universum moet driedimensionaal
zijn). Ten tweede, het leven moet tot het ultieme einde van de tijd voortbestaan.
Ten derde, de kennis die het leven bezit, moet tot haar ultieme omvang zijn
uitgegroeid op het moment dat het einde van de tijd is aangebroken. Het is niet zo
dat ik aanneem dat het leven tot het einde van de tijd zal voortbestaan. Nee, het
voortbestaan van het leven volgt uit de wetten van de natuurkunde. Als de wetten
van de natuurkunde met ons zijn, wie kan er dan tegen ons zijn?
Hoe de totale energie nul kan zijn
Maar voordat ik bewijs, dat de wetten van de natuurkunde het voortbestaan van
leven noodzakelijk maken, wil ik allereerst laten zien dat het mogelijk is voor het
leven om te overleven. Om de ervaringstijd tot in het oneindige te overleven is een
onbegrensde toevoer van energie noodzakelijk. Dat wil zeggen dat de toevoer van
energie wel moet divergeren naar oneindig wanneer uiteindelijk het einde van de
tijd wordt bereikt. Toch is het een voorwaarde voor het behoud van energie dat het
geheel aan energie in het universum constant blijft. In feite heeft Roger Penrose
aangetoond dat de totale energie van elk gesloten universum NUL is. De totale
energie is thans nul, was nul in het verleden en zal nul zijn op elk willekeurig
moment in de toekomst. Je kunt je natuurlijk afvragen hoe zo iets mogelijk is.
Tenslotte ontvangen we nu energie van de zon, gebruiken we energie uit voedsel
als we dit lezen en kunnen we energie winnen uit kolen en uranium. Energie lijkt
met andere woorden niet-nul te zijn.
Vormen van energie
Echter, de energievormen die zojuist zijn opgenoemd zijn niet de enige soorten
energie in het universum. Er is ook gravitatie-energie, en die is negatief. Dus als
we alle positieve vormen van energie - stralingsenergie, fossiele energie die ligt
opgeslagen in steenkool, olie en uranium, en vooral de energetische massa van
materie - zouden toevoegen aan de negatieve energie van de zwaartekracht, dan is
de som nul. Dit betekent, dat de positieve energie, d.w.z. de energie die beschik-
baar is voor leven, noodzakelijkerwijs toeneemt, als we erin slagen de energie van
de zwaartekracht negatiever te maken, hoewel de totale energie in het universum
nul blijft. We moeten altijd in gedachten houden dat de sleuteleigenschap van
energie is, dat ze van de ene vorm overgaat in de andere. De winnaar van de
Nobelprijs voor de fysica Richard Feynmann heeft hierop met nadruk gewezen in
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
16
zijn boek Surely You're Joking, Mr. Feynman (1989, Bantam, New York, p. 270-
271)2. Op het moment dat we ons ervan bewust zijn dat de energie van
zwaartekracht kan worden omgezet in beschikbare energie, dan begrijpen we waar
het leven de onbegrensde bron van beschikbare energie kan aanboren die het
nodig heeft om te overleven: het leven moet de totale gravitatie-energie tot min-
oneindig blijven gebruiken.
Als het heelal gesloten is
Het leven kan dit alleen bij een in zich gesloten heelal dat ineenklapt tot de
afmeting nul als het eind van de tijd is aangebroken. Aan de andere kant zal dan
de totale gravitatie-energie - als het universum gesloten is en ineenklapt tot de
afmeting nul - tot min-oneindig gaan. Immers de zwaartekrachtenergie van een
systeem is omgekeerd evenredig met de afmeting van een systeem. In mijn boek 1
heb ik aangetoond dat het leven in feite onbeperkt beschikbare energie kan
betrekken van de ineenstorting van het universum.
Laat ik thans het bewijs samenvatten van mijn drie hierboven genoemde voor-
waarden. Ik kan dat hier slechts in grove trekken doen. Voor volledige details
wordt de lezer verwezen naar mijn boek 1en naar de essays 3,4,5. Zwarte gaten
bestaan, maar Hawking bewees dat als zwarte gaten volledig zouden verdwijnen -
iets wat logisch noodzakelijk zou zijn als het universum eeuwig uitdijt - de
zwarte gaten de unitarity (unitariteit) zouden schenden, een fundamentele wet van
de kwantummechanica. Vandaar dat het universum uiteindelijk niet langer uitdijt,
maar bezwijkt en eindigt in een eindsingulariteit. Als deze eindsingulariteit
gepaard zou gaan met een achtergrond van gebeurtenissen13, dan zou de
Bekenstein-Limiet (een andere wet van de kwantummechanica, die hoofdzakelijk
gebaseerd is op het onzekerheidsprincipe van Heisenberg, uitgedrukt in de taal van
de informatietheorie) het volgende effect sorteren. Ze zou alle informatie op
micro-niveau in het universum dwingen om naar nul toe te gaan als het universum
de eindsingulariteit nadert. Maar dat zich de informatie op microniveau naar het
nulpunt beweegt, zou impliceren, dat de entropie van het universum naar het
nulpunt moet gaan en dit zou in tegenspraak zijn met de Tweede Hoofdwet van de
Thermodynamica, die stelt, dat de entropie van het universum nooit kan afnemen.
Maar als achtergronden van gebeurtenissen niet bestaan, dan kan volgens de
Bekenstein-Limiet de informatie op microniveau oneindig divergeren als de eind-
singulariteit wordt genaderd. Aan de andere kant, SLECHTS als achtergronden
van gebeurtenissen niet bestaan is de kwantummechanica (de Bekenstein-Limiet)
verenigbaar zijn met de Tweede Hoofdwet van de Thermodynamica.
13 De vertaler van Tiplers boek1 dat bij Anthos in 1996 verscheen schrijft hier: betekenishorizons ( p.
180). Hieronder wordt verstaan: oppervlakken in ruimte en tijd die het ruimte-tijdcontinuüm in
gebieden verdelen, die kunnen communiceren met waarnemers uit gebieden die dit niet kunnen.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
17
Het Punt Omega als eindsingulariteit
Daarom kunnen gebeurtenisachtergronden niet bestaan en volgens het theorema
van Seifert noodzaakt het niet bestaan van gebeurtenisachtergronden ertoe te
concluderen dat het universum ruimtelijk in zich gesloten is 1 (pag. 435). In de
denkbeeldige c-grens van Penrose 6 is een singulariteit zonder gebeurtenisachter-
gronden één enkel punt. Ik noem zo'n eindsingulariteit het PUNT OMEGA.
Maar als het universum zou evolueren naar de eindsingulariteit zonder dat er leven
aanwezig is om de evolutie ervan te sturen, dan zou het niet bestaan van gebeurte-
nisachtergronden betekenen dat het universum zou evolueren naar een uiteindelijk
onwaarschijnlijke toestand. Zo'n type evolutie zou strijdig zijn met de Tweede
Hoofdwet van de Thermodynamica, die ons gebiedt aan te nemen dat het univer-
sum evolueert van minder waarschijnlijke naar meer waarschijnlijke toestanden.
Aan de andere kant - als het leven nu de evolutie van het universum naar de
eindsingulariteit stuurt - is de afwezigheid van gebeurtenisachtergronden thans de
meest waarschijnlijke toestand, omdat de afwezigheid van gebeurtenis-
achtergronden precies datgene is wat het leven nodig heeft om te overleven (voor
details zie mijn boek 1).
Het leven duwt de evolutie naar Omega
Met andere woorden, de geldigheid van de Tweede Hoofdwet van de Thermo-
dynamica EIST van het leven dat het er langs de hele route naar de eindsingula-
riteit is, en vervolgens eist diezelfde Tweede Wet, dat het leven het universum
zodanig stuurt dat gebeurtenisachtergronden worden geëlimineerd. Het leven is
het enige proces dat verenigbaar is met de bekende fysische wetten en geschikt is
om gebeurtenisachtergronden te elimineren zonder dat het universum evolueert
naar een onwaarschijnlijke eindtoestand. Hoe precies het leven de gebeurtenis-
achtergronden elimineert wordt beschreven in mijn boek. 1 Het komt er grofweg
gezegd op neer, dat het leven het universum een duwtje geeft als het ware om het
licht eerst in de ene richting en vervolgens in de andere het universum te laten
omcirkelen. Dit wordt telkens herhaald, een oneindig aantal keren. Een
ONEINDIG aantal omcirkelingen van licht is op deze wijze nodig voordat het
Punt Omega wordt bereikt. Als wij één enkele omcirkeling beschouwen als één
enkele tik van de 'lichtklok', zou er een oneindigheid van een dergelijke tijd liggen
tussen nu en het Punt Omega. Fysisch meer tijd zelfs zou het aantal ervaringen
innemen dat het leven heeft tussen nu en het Punt Omega. Deze 'ervaringstijd' - de
tijd die door het leven ervaren wordt in de verre toekomst - is de meest
aangewezen fysische tijd om te gebruiken in de nabijheid van het Punt Omega. Ze
is veel beter toepasbaar dan de 'echte tijd' waarvan de mens uitgaat en die we thans
in onze klokken gebruiken. Zoals we zullen zien is de ervaringstijd oneindig.
Het leven wordt alwetend
Als het leven het hele universum moet sturen moet het co-extensief zijn met het
gehele universum. We kunnen zeggen dat het leven in het universum aan het eind
van de tijd ALOMTEGENWOORDIG moet zijn geworden. Maar de sturing van
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
18
het universum om gebeurtenisachtergronden te elimineren - een oneindig aantal
duwtjes - veroorzaakt op zichzelf de entropie en vandaar de complexiteit van het
heelal die nodig is om grenzeloos uit te dijen. Daarom, als het leven er is om het
universum te sturen - hetgeen het wel moet, als de wetten van de fysica consistent
blijven - dan moet de kennis van het universum die het leven heeft eveneens
onbegrensd toenemen, en wel zodanig, dat zij zowel volmaakt als oneindig wordt
bij de eindsingulariteit. Het leven moet ALWETEND worden bij de eindsingu-
lariteit. De ineenstorting van het universum zal de beschikbare energie hebben
verschaft, die oneindig groot wordt als de eindsingulariteit wordt bereikt, en die
beschikbare energie zal geheel onder controle van het leven zijn gekomen. De
snelheid waarmee deze beschikbare energie - kracht - wordt gebruikt zal naar
oneindig divergeren als de eindsingulariteit wordt bereikt. Met andere woorden,
het leven bij de eindsingulariteit zal ALMACHTIG geworden zijn. De eind-
singulariteit is niet binnen maar buiten de tijd: op de grens van ruimte en tijd,
zoals gedetailleerd wordt beschreven bij Hawking en Ellis6. We kunnen dan ook
zeggen dat de eindsingulariteit - het Punt Omega - TRANSCENDENT is aan
ruimte, tijd en materie.
Het leven wordt transcendent aan ruimte en tijd
Zo hebben de wetten van de fysica ons genoodzaakt te concluderen dat het leven
aan het eind van de tijd - het leven bij de eindsingulariteit - Alomtegenwoordig,
Alwetend, Almachtig en Transcendent is aan ruimte en tijd. Daarom stel ik de
Eindsingulariteit - de Ultieme Toekomst van de werkelijkheid - gelijk aan God (de
Vader). En met Pannenberg herinner ik eraan dat de Ultieme Toekomst is wat God
Zelf tot Mozes in Exodus 3:14 zegt te zijn in Zijn beschrijving van zichzelf: "Ik
zal zijn wat ik zal zijn" . God dient te weten wat hij is. Fysici zeggen hetzelfde.
Wat wetenschap vermag
Merk op, dat in tegenstelling tot wat Bonting zegt, fysici wel degelijk het bestaan
en de eigenschappen kunnen beschrijven van een Entiteit die niet stoffelijk is - een
Singulariteit - en die ruimte en tijd overstijgt. De wiskundige techniek voor het
beschrijven van zo'n entiteit werd ongeveer 40 jaar geleden ontwikkeld door
Hawking en Penrose6. Wetenschap is niet beperkt tot het uitsluitend en alleen
beschrijven van wat er binnen het stoffelijk universum gebeurt, evenmin als
wetenschap beperkt is tot het beschrijven van gebeurtenissen beneden de omloop-
baan van de maan, zoals werd beweerd door de tegenstanders van Galilei. Evenals
Galilei ben ik ervan overtuigd, dat het de enig wetenschappelijk mogelijke
benadering is aan te nemen dat de wetten van de aardse fysica overal en zonder
uitzondering van kracht zijn - tenzij en totdat een experiment aantoont dat deze
wetten slechts op beperkte schaal van toepassing zijn. Op grond van de wetten van
de fysica kan men slechts concluderen dat singulariteiten bestaan hetgeen ook
wordt bevestigd volgens de algemene kwantumgravitatietheorie. Daarom hebben
de wetten van de fysica een Entiteit - een Singulariteit - nodig die bestaat in die
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
19
zin dat de wetten van de fysica er niet op van toepassing zijn, zelfs al voorspellen
deze wetten het bestaan van de Singulariteit.
Het leven zelf doet ons verrijzen
In mijn boek 1 toon ik aan dat de Bekenstein-Limiet ons dwingt tot de aanname
dat aan de complexiteit van het universum op een zeker moment een grens gesteld
is (hoewel de complexiteit ervan ongelimiteerd toeneemt als het Punt Omega
wordt bereikt). Daarom kunnen de computers van de verre toekomst die een
willekeurig grote geheugencapaciteit hebben iedereen die ooit heeft geleefd tot op
het kwantumniveau dupliceren en hun in de verre toekomst toestaan om eeuwig en
gelukkig (in ervaringstijd) voort te leven in het geëvenaarde universum. Dit kan
tot stand worden gebracht met een uiterst klein gedeelte van de voor leven in de
toekomst beschikbare hulpbronnen. In mijn boek 1 maak ik duidelijk waarom het
leven ons in de verre toekomst zou doen verrijzen en ons zou doen leven in het
paradijs zoals dit wordt beschreven in de Bijbel.
Wanneer de kwantummechanica onjuist zal blijken
Opmerkelijk genoeg is de 'hemel' van Bonting identiek aan die van mij, alleen
bestaat zij in ander soort realiteit. Dit is de ketterij van de Gnostiek. De orthodox
christelijke zienswijze is, dat er buiten God niets bestaat en dat de wereld door
Hem is geschapen. Zoals ik hierboven heb aangetoond, kunnen zowel God als Zijn
schepping in grote trekken worden begrepen (hoewel niet in detail, daar het Punt
Omega oneindig is en wij mensen eindig zijn).
Maar de wetten van de aardse fysica tonen dat er werelden bestaan die voor ons
onzichtbaar zijn (zoals door het Credo van Nicene wordt verklaard). Ik verwijs
naar de andere universa van het multiversum, waarvan het bestaan door de
kwantummechanica wordt opgeëist. Deze andere universa worden gewoonlijk
beschouwd als een consequentie van de 'vele-wereldenhypothese van de
kwantummechanica', maar deze frase is misleidend omdat ze suggereert dat er nog
andere interpretaties van de kwantummechanica mogelijk zijn. Dat is niet zo. ER
IS GEEN ANDERE INTERPRETATIE VAN DE KWANTUMMECHANICA.
Nauwkeuriger geformuleerd, als de anderen universa en het multiversum niet
bestaan, dan is de kwantummechanica objectief gezien onjuist. Dit is geen kwestie
van fysica, dit is een kwestie van wiskunde. Ik geef in mijn boek 1 (blz. 483-488)
een wiskundig bewijs van de in hoofdletters gedane uitspraak. Ik ben niet de eerste
die aangeeft dat de kwantummechanica noodzakelijk een theorie is van de vele
werelden. De eerste was waarschijnlijk Von Neumann7, maar Bohr zei in wezen
hetzelfde toen hij in zijn essay Discussion with Einstein on Epistemological
Problems in Atomic Physics 8 (p. 209) stelde: "hoezeer de fenomenen het bestek
van de klassieke fysische verklaring ook overstijgen, de beschrijving van al het
bewijsmateriaal moet in klassieke termen worden uitgedrukt". (de cursief gedrukte
tekst is van Bohr).
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
20
Met andere woorden, de kwantummechanica geldt niet voor het macroscopisch
niveau. Zowel Everett als DeWitt 9 en Deutsch 10 geven alternatieve wiskundige
bewijzen voor het feit dat de kwantummechanica, indien ze juist is, het bestaan
vereist van de andere universa. Zelfs Roger Penrose die de vele universa niet
accepteert, weet bijzonder goed dat deze verwerping hem noodzaakt om de
kwantummechanica te verwerpen 11 (op het niveau van de menselijke geest). Als
er een fysicus is die beweert dat de kwantummechanica klopt maar dat de andere
universa niet bestaan, dan heeft hij het mis. Hij heeft dan een wiskundige fout
gemaakt, zo eenvoudig is dat. Maar misschien is de kwantummechanica niet juist.
Wellicht. Dat is een zaak die de fysica aangaat, niet de wiskunde. Echter, totdat
een experiment - en wèl slechts één experiment - aantoont dat de kwantum-
mechanica onjuist is, zal ik me eraan houden dat ze juist is.
Chaos
Ofwel Bonting verwerpt de kwantummechanica of hij is onbekend met de
implicaties ervan. Zo heeft zijn theologie bijvoorbeeld als uitgangspunt de 'chaos',
maar ik laat in mijn boek 1 (blz. 97-101, Appendix for scienists, sectie E, blzz.
424-427) zien dat 'chaos' een zuiver klassiek fenomeen is. Chaos is geen
eigenschap van de kwantummechanica. Niet ik ontdekte dit feit over de 'chaos'.
Het is al meer dan dertig jaar bekend (zie voor een actuele discussie 23 (blzz. 118-
119), wat het is waarom de Nobelprijswinnaar Ilya Prigogine (zie zijn lezing bij de
uitreiking van de Nobelprijs) en de theoreticus op het gebied van chaos Joseph
Ford hebben voorgesteld om de kwantummechanica te herzien. Beiden wilden
chaos als een reële werkelijkheid zien. Als de kwantummechanica inderdaad op
alle niveaus klopt, dan bestaat er geen chaos - tenzij het universum eindigt in een
Punt Omega. Ik laat in mijn boek zien dat chaos op de grootst mogelijke schaal in
de kwantumkosmologie zal bestaan als - en nadrukkelijk alleen als - het univer-
sum eindigt in een Punt Omega. Als Bonting het Punt Omega verwerpt dan
verwerpt hij ofwel de kwantummechanica of zijn eigen theologie.
Het probleem van het kwaad verdwijnt
In mijn boek 1 (blzz. 259-265) toonde ik aan hoe de theorie van de vele universa
het grootste van de theologische problemen oplost, namelijk het probleem dat er
de belangrijkste reden van is dat mensen het theïsme ten gunste van het atheïsme
verwerpen (zie bv. de autobiografie van Darwin). Dit probleem is het probleem
van het kwaad. Het probleem van het kwaad verdwijnt als we ons realiseren dat
God het goede in feite heeft gemaximaliseerd, juist door het scheppen van niet
alleen dit universum, maar van alle universa, die uiteindelijk naar Hem toe
evolueren, Die het Punt Omega is.
Maar de vele universa laten ook zien dat de Singulariteit een trinitarische structuur
heeft. Ik realiseerde me dit niet toen ik mijn boek 1 ongeveer tien jaar geleden
schreef, maar deze triniteit is al in tekeningen en vergelijkingen aanwezig. Zie
figuur VI.1 op pagina 184, die het multiversum uitbeeldt. (Voor het gemak van de
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
21
lezer geef ik deze figuur hieronder weer als figuur 1). Alle werkelijkheid is er
slechts tussen de begin- en de eindsingulariteit. In de klassieke algemene relativi-
teitstheorie bestaat geen verband tussen de eerste singulariteit en de laatste, maar
Figuur 1
in de kwantumtheorie van de algemene relativiteit is dat verband er wel: de lijn in
figuur 1 die de beginsingulariteit verbindt met de eindsingulariteit. Dit is ook een
singulariteit. Ze bestaat aan de 'rand' van het multiversum, zoals is aangegeven in
de figuur. Ze bestaat ook te allen tijde voor alle universa in het multiversum. De
kwantumsingulariteit heeft met andere woorden een driedelige structuur: 1. De
beginsingulariteit, waarvòòr niets bestond, 2. de eindsingulariteit, waarna er niets
zal bestaan en 3. de singulariteit die het Ultieme Verleden verbindt met de Ultieme
Toekomst.
De Vader, de Zoon en de Heilige Geest: drie singulariteitten
Ik stel voor om de singulariteit van het Ultieme verleden te vereenzelvigen met de
Heilige Geest (in diens transcendente Godheid), en wel op basis van Genesis 1:2,
dat eindigt met de zin "en de Geest van God zweefde over de wateren". Dit is een
exacte beschrijving van de beginsingulariteit van het multiversum zoals wordt
uitgebeeld in figuur IV.1 Ik heb God de Vader al vereenzelvigd met de
singulariteit van de Ultieme Toekomst, zoals deze hierboven werd beschreven, en
Ultimate Past Singularity (Holy Spirit)
Ultimate Future Singularity (God the Father)
All-
Presents
Singularity
(the Son)
Radius of
Universe
Time
universe # 5
universe # 3
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
22
ik verwijs de lezer naar het uitgebreide werk van Pannenberg, waarin deze
eveneens redenen geeft om God de Vader te denken als de Ultieme Toekomst. De
Zoon - in Zijn Godheid noodzakelijk zijnde buiten de tijd - is de verbindende
singulariteit tussen het Ultieme Verleden en de Ultieme Toekomst. De Zoon is
volkomen geïntegreerd met de Heilige Geest en met God de Vader. Deze Drie
zijn Eén. De Zoon, zoals duidelijk kan worden afgelezen uit figuur IV.1 was er bij
het begin van het multiversum, zoals wordt beschreven in Johannes 1:1-3: "In het
begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was
in het begin bij God. Alles is door Hem geworden, en zonder Hem is niets
geworden van wat geworden is".
De singulariteit is een 'substantie' in dezelfde zin als electronen en protonen
'substanties' zijn. De bepalende eigenschap van een 'substantie' is dat deze zijn
bestaan kenbaar kan maken door het uitoefenen van invloeden die kunnen worden
waargenomen. De drie singulariteiten - de singulariteiten de Vader, de Zoon en de
Heilige Geest - oefenen invloed uit op ruimte, tijd en materie, zelfs hoewel deze
singulariteiten buiten de tijdruimte en geen materie zijn. De singulariteiten zijn de
goddelijke substantie, en de Zoon is van exact dezelfde substantie als de Vader.
We hebben in de drie delen van de singulariteit - de ultieme toekomst, alle
tegenwoordigheden, en het ultieme verleden - een volledige rechtvaardiging van
de belangrijkste christelijke leerstelling van de homoiöesie. Een eenvoudige
manier om te zien hoe de singulariteit Zoon in de ruimtetijd - ondanks het feit dat
deze zelf niet in de ruimtetijd is - invloed kan uitoefenen, is je een gebeurtenis met
betrekking tot de singulariteit Zoon voor te stellen als een bundel golven. Zoals
ik laat zien in mijn boek 1 (Sectie J, pp. 489-491), zou deze bundel golven van de
singulariteit Zoon worden teruggekaatst naar het multiversum. De singulariteit
Zoon oefent een vorm van invloed uit in de ruimtetijd - een spiegelreflectie -
hoewel ze zelf niet in de ruimtetijd is. De grens is als conditie bij de singulariteit
Zoon - overschrijden niet toegestaan! - in wezen dezelfde als die welke gebruikt
wordt in de electromagnetische theorie om de reflectie te beschrijven van een
electromagnetische golf vanaf een metalen plaat. De reflectie van de golf bewijst
de werkelijkheid van de metalen plaat. In maart 1944 werden Duitse radarpulsen
gereflecteerd van metalen platen, die de huid vormden van geallieerde bommen-
werpers. De Duitse radarspecialisten leidden van deze reflectie af dat de
geallieerde bommenwerpers echt waren. De bommenwerpers waren inderdaad
echt, en de bommen verwoestten het huis van een jonge Duitser die later theoloog
zou worden 31 (blz. 12). De singulariteit Zoon oefent dezelfde invloed uit op een
golffunctie als metaal op een radargolf. De Zoon is reëel.
De drie delen van de singulariteit zijn permanent verschillend van elkaar. Dit feit
bewijst dat het orthodoxe beeld van God het juiste is: God is drie verschillende
entiteiten van dezefde substantie. 28
(p. 122). Hiermee is de ketterij van de
modalisten definitief weerlegd. (zie 28 p. 128 en mijn boek 1 p. 313).
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
23
Precies zoals de singulariteit Zoon zich in het fysisch universum manifesteert in de
mens Jezus (zoals ik meer in detail later zal beschrijven), zo manifesteert zich de
Heilige Geest in het fysisch universum als de 'sturende invloed' in het universum.
De wetten van de fysica zelf zijn een uiting van deze sturende invloed van de
Heilige Geest. Ik heb het immanente aspect van de Heilige Geest in mijn boek1
behandeld. Een manier om deze sturende invloed te visualiseren is de Heilige
Geest als sturende kracht in de universa te beschouwen zoals dit wordt verbeeld in
figuur IV.1 en de exacte lijnen te volgen die daarin zijn beschreven. De sturende
invloed - de Heilige Geest in Haar Immanentie - gaat uit van de Vader en de
Zoon. Aan de andere kant kan de Heilige Geest in Haar transcendentie - de
singulariteit van het Ultieme Verleden - het best worden gedacht als uitgaande van
de Vader door de Zoon. Dat betekent, dat de singulariteit van het Ultieme
Verleden oprijst vanuit de singulariteit van de Ultieme Toekomst door bemidde-
ling van de singulariteit van de Alom-Tegenwoordigheden.
(Noot van de redactie: afhankelijk van de reacties op en de hulp bij de vertaling
van dit zeer omvangrijke artikel, zal ook het vervolg ervan in GAMMA worden
opgenomen. In ieder geval kan het Engelse origineel van de totale tekst nu al
vanaf onze Engelse website worden gedownload:>www.teilharddechardin.nl<.
Referenties:
[1] Tipler, Frank J. (1994) The Physics of Immortality (Doubleday, New York).
[2] Feynman, Richard P. (1986) Surely You're Joking, Mr. Feynman (Bantam, New York).
[3] Tipler, Frank J. et al (2000), “Closed Universes With Black Holes But No Event Horizons as a
Solution to the Black Hole Information Problem,” gr-qc/0003082. Available on the web at
xxx.lanl.gov .
[4] Tipler, Frank J. (2001) “The Ultimate Future of the Universe, Black Hole Event Horizons,
Holography, and the Value of the Cosmological Constant,” astro-ph/0104011. Available on the web at
xxx.lanl.gov.
[5] Tipler, Frank J. (2002) “How the Universe Began According to Standard Model Particle Physics,”
astro-ph/0111520. Available on the web at xxx.lanl.gov.
[6] Hawking, Stephan W. and George F. R. Ellis (1973) The Large-Scale Structure of Space-Time
(Cambridge University Press, Cambridge).
[7] Von Neumann, John (1955) The Mathematical Foundations of Quantum Mechanics (Princeton
University Press, Princeton).
[8] Bohr, Niels (1959) “Discussion with Einstein on Epistemological Problems in Atomic Physics,” in
Albert Einstein: Philosopher-Scientist, edited by P.A. Schilpp (Harper and Row, New York).
[9] DeWitt, Bryce, and Niel Graham (1973) The Many-Worlds Interpretation of Quantum Mechanics
(Princeton University Press, Princeton).
[10] Deutsch, David (1996) The Fabric of Reality (Basic Books, London).
[23] Weinberg, Steven (2001) Facing Up: Science and Its Cultural Adversaries Harvard University
Press, Cambridge (USA)).
[28] Pannenberg, Wolfhart (1977) Jesus: God and Man, Second Edition (Westminster Press,
Philadelphia).
[31] Braaten, Carl E. and Philip Clayton (1988) The Theology of Wolfhart Pannenberg (Augsburg
Press, Minneapolis).
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
24
Moderne visies op christendom en islam - Een weg uit
versteende geloofstradities
14
Henk Hogeboom van Buggenum
Teilhard de Chardin (1881-1955) stuitte bij de publicatie van zijn werk (o.a. Het
verschijnsel mens) op groot verzet van zijn kerkelijke overheid. Hij stelde, dat de
evolutieleer niet strijdig was met de scheppingsleer. Integendeel, beide waren met
elkaar te verzoenen. Studie en veldwerk op het terrein van de natuurkunde en
biologie en gedegen kennis van de theologie stelden Teilhard daartoe in staat.
Daarmee was hij zijn tijd ver vooruit. De evolutieleer van Darwin was relatief
nieuw. Aanvaarding van iets nieuws kost tijd. Zeker, als dat nieuws betrekking
heeft op het denken. En nog meer, als het een aanval lijkt te zijn op
geloofswaarheden.
Van een statisch naar een dynamisch wereldbeeld
Het christelijk geloof lag sinds de Verlichting toch al vanuit de filosofie en allerlei
wetenschappen onder vuur. Anders gezegd: het modernisme tierde welig. Rome
liet zijn priesters dan ook een anti-modernisteneed tekenen. En toen kwam
Teilhard. In zijn visie op de leer van Darwin betrok hij nu ook de mens. De
evolutieleer, de geschied- en natuurwetenschap hadden het zicht op alles
veranderd. De wereldorde was niet statisch, maar dynamisch. Het Middeleeuwse
mens- en godsbeeld was niet langer geloofwaardig. Het paradijsverhaal, de
erfzonde, het kruisoffer, ja de figuur van Jezus-Christus zelf moesten opnieuw
worden geduid. We zijn er nog steeds mee bezig. De constructief denkende
Teilhard werd het zwijgen opgelegd. Kuitert brak alles alleen maar af. Het
resultaat: kerkverlaters; de mensen geloven het wel15.
Oppervlakkige voorlichting door de media
Het beeld van godsdiensten stemt niet vrolijk. Waar kerken worden afgebroken,
verschijnen moskeeën. En wat men daar soms preekt... nou, daar lijkt het
christendom progressief bij. Wat die moslims missen, is een Verlichting zoals bij
ons, zeggen velen. Ook dat geluid stemt niet vrolijk. Het is de echo van
oppervlakkige voorlichting in onze snelle media. Immers, zomin als men in het
algemeen iets van Teilhard de Chardin weet en van zijn prachtige christelijke visie
voor onze toekomst, zomin kent men de progressief denkende islamfilosofen. En
die zijn er wel degelijk.
Cultuurfilosofie
Ik maak u nogmaals attent op het prachtige boek Cultuurfilosofie - Katholieke,
reformatorische, humanistische, islamitische en joodse reflecties over onze
14 Dit artikel verscheen ook in VrijZicht., maart 2003, jrg. 9 nr. 2 (p. 18-20)
15 Zie: Ben Crul: 'Kerkverlaters, ze geloven het we. Uitzicht op een nieuw gedsbeeld' - uitg. Dabar -
Luyten 2002, 96 blzz., € 9,90
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
25
cultuur. Zojuist verschenen16. Daarin geeft imam Abdulwahid van Bommel een
mooi overzicht over de islamitische denkers vanaf de profeet Mohammed (570-
632). We zien dat ook in de islam het statische wereldbeeld langzaam maar zeker
afkalft. Ook bij de moslims zijn de zaken in beweging. Het begon al, toen
Napoleon in 1798 Egypte aandeed met een aantal wetenschappelijke adviseurs in
zijn kielzog. Dit was het moment, dat de moslimse leefwijze zichzelf en het
nieuwe politiek-economische elan van de westerse wereld tegenkwam. Het zorgde
ervoor, dat velen het relatief isolement waarin hun wereld zich bevond verlieten.
Een toenemend mondiaal zelfbewustzijn ontkiemde. Het leidde tot meer besef van
de waardigheid van de mens en daarmee tot de ontwikkeling van een filosofie die
de wereld niet interpreteert, maar verandert. "Kenmerkend voor de ontwikkeling
van de islamitische filosofie van de laatste twee eeuwen is dan ook de dialogische
houding en de daardoor bewerkstelligde mondialisering van het denken. Deze
rode draad loopt door de levens van denkers als Muhammed Iqbal (1873-1938) en
Hassan Hanafi, "aldus Van Bommel.17
Het is fascinerend te lezen, hoe hun filosofie werd voorbereid door de ideeën van
moderne islamitische denkers als Ahmad Khan (1817-1898), Al Afghani (1838-
1897), Muhammed Abduh (1849-1905). We zien eigenlijk gedurende de hele
geschiedenis van het mensdom het proces plaatsvinden, dat Teilhard de Chardin
definieert als 'oprolling'. Alles van waarde blijft op een of andere manier behouden
in een volgende stap in de evolutie.
De geschiedenis als werkplaats van de menselijkheid
De islam is voor Iqbal de religie, die het meest overeenkomt met een eenheids-
opvatting van het bestaan. Maar Iqbals uitzonderlijke opvattingen over het mens-
beeld maakten in feite een tolerante houding ten opzichte van niet-moslim-
identiteiten noodzakelijk. Bij Hassan Hanafi wordt deze gedachte voortgezet. God
heeft niet een eeuwige keuze gedaan voor één volk of voor één bepaald tijdperk.
'Genade', 'uitverkiezing' en 'liefde van God', worden niet onvoorwaardelijk aan één
individu of gemeenschap toegekend, maar zijn conditionele zaken die langs de
weg van het morele handelen van de mens steeds opnieuw moeten worden
verworven: Abraham, Mozes, Jezus en Mohammed zijn vertegenwoordigers van
een individueel bewustzijn, in wie een nieuwe godsopvatting doorbreekt in verzet
tegen het maatschappelijk bewustzijn van onrecht en tirannie. Hun roeping betreft
niet een extra voorliefde of speciale genade van God voor een bijzonder volk,
maar een opdracht aan de geschiedenis - ook aan die van andere volken - een
nieuwe wending te geven. Een jood, christen of moslim ontleent zijn identiteit niet
aan raciale, nationale of culturele afkomst, maar alleen aan het dagelijks handelen
ten dienste van maatschappelijke gerechtigheid. Alleen in de geschiedenis als
16 Edith Brugmans (red.): Cultuurfilosofie - Katholieke, reformatorische, humanistische, islamitische
en joodse reflecties over onze cultuur , Uitg. Damon, 2002, 896 blzz. , € 48,50.
In GAMMA jrg. 10 nr.1 , p. 57/58 verscheen onze eerste bespreking van dit boek.
17 Cultuurfilosofie, p. 321. Veel van de volgende tekst is genomen uit p. 331-333.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
26
werkplaats van de menselijkheid is God werkzaam aanwezig in het menselijke
streven om deze wereld tot een andere wereld te transformeren.
De islam als universalistische levensinstelling
Een ethische vorm van goed en kwaad kan niet buiten de historische werkelijkheid
worden gevonden. De vooruitgang van het humanum is de hoogste norm waaraan
de morele waarde van dagelijkse handelingen kan worden afgemeten. Een
islamitische theorie omtrent de vrijheid en het wezen van de mens valt als zodanig
samen met de opdracht aan de mens om onophoudelijk zijn menszijn te verwer-
kelijken: als de mens zich ontplooit van inauthenticiteit naar authenticiteit, dan
doet hij dat door arbeid. Het geloof in de menselijkheid van de mens als
overstijgend ideaal geeft aan de betrokkenheid van de moslims op de niet-
islamitische wereld een positieve duiding: het 'moslim-zijn' omvat een
universalistische levensinstelling die eventueel in samenwerking met joden,
christenen, humanisten een nog concreter gestalte krijgt.
Tegendraads denken
Veel verhandelingen over moslimfilosofie stoppen bij Ibn Rushd (1126-1198), die
bij ons beter bekend is onder de naam Averroës. Echter, wat geldt voor de positie
van Teilhard de Chardin in het christendom, gaat dus ook op voor een aantal
individuele geleerden in de islam. Het tegendraadse denken en de herlevings-
bewegingen die zij op gang brachten, vormen een uitweg uit de versteende
geloofstradities. Op de lange termijn - dus evolutionair gezien - is er voor het
geloof vanuit dit denken een wereld te winnen. Het is nodig om dit denken meer
onder de aandacht te brengen. Tenminste, als we de door Samuel Huntington
voorziene clash of civilizations, een botsing van beschavingen, willen voorkomen.
DE EVOLUTIE VAN HET WERELDBEELD (III)
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
27
Hans Vincent
'God' is illusie: 4 argumenten
Bij het lezen van de artikelen en discussies in GAMMA over God krijg ik soms
het gevoel, dat ik in een Middeleeuws theologisch gezelschap terecht ben geko-
men. Theïsme, pantheïsme, panentheïsme, chaostheologie en naturalistisch theïs-
me zijn de diverse opties, allemaal gebaseerd op de eerste zin van de Bijbel, "In
den beginne schiep God de hemel en de aarde" en wat daarop volgt.
Gelukkig hebben sommige artikelen ook rekening gehouden met de ontdekkingen
van Darwin, waardoor de oude theologische dogmatiek enigszins gerelativeerd
wordt. Maar ook Darwin had God nog nodig, niet om de mens voort te brengen,
wél om de eerste oervormen van het leven te creëren, met name de eerste cel,
waaruit volgens het mechanisme van mutatie en selectie alle levensvormen zich
hadden ontwikkeld. Ondertussen vermoeden we dat die eerste cel verborgen in een
meteoriet uit de ruimte op de aarde is geland, zodat ook dat probleem is opgelost,
zij het dat de vraag zich voordoet, wie of wat de ruimtecel heeft geschapen.
Niet alleen Darwin heeft de Bijbelse dogmatiek op losse schroeven gezet. Ook de
sociale wetenschappen hebben hun bijdrage geleverd, al zijn die veel minder
bekend. Ongeveer terzelfder tijd als Darwin kwamen de socioloog Emile
Dürkheim en de vader van het socialisme Karl Marx tot de overtuiging, dat God
niet bestaat. Dürkheim meende dat godsdienst en ook het godsbegrip nuttige
functies hebben om de sociale samenhang van gemeenschappen te bevorderen,
maar meer ook niet. Marx maakte duidelijk, dat alle ideeën - godsdienst, filosofie,
wetten - instrumenten van de heersende klassen zijn, die dienen om de andere
maatschappelijke groeperingen, vooral de arbeiders, onder de duim te houden: "de
heersende ideeën zijn de ideeën van de heersende klassen". De bedoeling van de
religie is volgens Marx voldoende duidelijk: wie arm is, maar zich in dit leven
netjes gedraagt, komt later in de hemel. Met andere woorden: kom niet in opstand
en doe wat je gezegd wordt! Deze analyse van de religie is bij zijn volgelingen
goed overgekomen, want zoals bekend zijn zowel de communisten alsook de
meeste - westerse - socialisten atheïstisch.
Een beetje later, begin 20e eeuw, heeft Sigmund Freud een ander, maar niet
strijdig, argument geleverd tegen de religie. In Das Unbehagen in der Kultur heeft
hij het over 'Die Zukunft einer Illusion', dat wil zeggen: de religie. Het godsbegrip
is niets anders dan een projectie van de mens, die als klein kind heeft geleerd, dat
de vader oppermachtig en alwetend is en zonodig beloning en straf uitdeelt. Dit
beeld blijft bestaan en wordt geprojecteerd op een bovenzinnelijke oppermachtige,
alwetende 'Vader', die zijn kinderen wel liefheeft, maar ook beloont en straft als
zij zich niet aan de regels houden. Wie de structuur van onze psyche kent, heeft
geen God nodig.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
28
In de discusssie over God kunnen wij de argumenten van Darwin, Dürkheim,
Marx en Freud niet gewoon maar ter zijde schuiven. De biologische, sociologische
en psychologische verklaringen zijn dermate hard, dat wij er niet er niet omheen
kunnen. De wereld is sedert de Middeleeuwen niet stil blijven staan. De weten-
schap heeft veel theologische dogma’s achterhaald en daarom weten we nu het een
en ander over de materie, het heelal, de aarde, de natuur en ook over onszelf. Maar
als God een te verklaren begrip is en dus niet bestaat, krijgen we wel met
problemen te maken, althans voor degene die vragen stelt over herkomst, doel en
betekenis van al het bestaande, inclusief zijn/haar eigen bestaan. Deze meer
fundamentele vragen zijn niet opgelost en zullen dat met gebruik van de
wetenschappelijke methode ook nooit worden.
4 Redenen voor bescheidenheid
Daarom moeten we tóch, graag of niet, naar de religie en de filosofie toe.
Alvorens daarin naar antwoorden te zoeken, zullen we de nodige bescheidenheid
in acht moeten nemen, restricties, die ons door de wetenschap worden aangereikt.
Zij betreffen de aard van de materie, de ruimte, de tijd en de natuur. Wij weten het
een en ander over de materie, maar we weten ook een heleboel dingen niet,
bijvoorbeeld wat zwaartekracht is. De astronomen en fysici zijn wel erachter
gekomen, dat wat wij waarnemen maar een klein deel is van alle in het heelal
aanwezige materie. De rest wordt 'donkere materie' en 'donkere energie' genoemd
ofwel een sea of energy, zoals de natuurkundige David Bohm het heeft uitgedrukt.
Die donkere energie zit overal, ook in de 'lege' ruimte. Wat zit in die donkere
energie? Waarschijnlijk maakt de zwaartekracht, die we maar niet kunnen vinden,
er deel van uit, maar - naar mijn mening - misschien nog wel een heleboel andere
dingen, zoals 'donkere levensvormen', of 'verborgen hogere energieën', in de
werelden van (bij)geloof aangeduid met geesten, goden, godinnen, engelen of
ufonauten. Wie zal het zeggen? Waarnemen kunnen we ze niet, maar zolang de
mensheid bestaat, waren er steeds weer verhalen over onzichtbare wezens. Leven
die misschien in die donkere materie - of antimaterie? -, die wel eens helemaal
niet zo donker zou kunnen zijn?
De materie kent dus vele geheimen, maar de ruimte, waarin die materie zich
bevindt is nog veel geheimzinniger. Onze aarde is deel van het zonnestelsel en de
zon is één van de circa 100 miljard sterren binnen ons sterrenstelsel, de melkweg.
In het heelal, voor zover men daarin kan doordringen zijn er tenminste wel een
miljard van die sterrenstelsels gevonden. Wat gebeurt er rondom die 100 triljoen
(18 nullen) sterren? Zijn daar planeten met al of niet ontwikkelde levensvormen?
Er wordt wel gezocht naar exo-planeten (buiten ons zonnestelsel) en er is er ook
een aantal gevonden, maar voor zover ik weet zijn er geen pogingen ondernomen
om statistisch uit te rekenen hoe groot de kans is dat er planeten met levensvormen
bestaan. Als wij aannemen, dat elke ster gemiddeld 2 planeten heeft en dat er één
op de 1000 daarvan levensvormen kent en daarvan weer één op de 1000 intelligent
leven, dan betekent dat een totaal van 50 biljoen (12 nullen) planeten met
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
29
intelligent leven. Hoe zouden die levensvormen eruit zien? De menselijke -
aapachtige - vorm of geëvolueerde vliegen, spinnen, vogels, kippen, dolfijnen of
nog andere wezens? We weten er niets van.
Er is nog een reden tot bescheidenheid en die heeft betrekking op de tijd. Levens-
vormen bestaan op deze planeet ongeveer een half miljard jaar. Onze biologische
soort mens, de homo sapiens of Cro-Magnonmens bestaat naar schatting 100.000
jaar. Vanaf ca. 5000 jaar geleden zijn er mensen die in geciviliseerde gemeen-
schappen leven met landbouw, veelteelt, steden, schrift, kleding, het gebruik van
het paard en van de os. Vanaf ca 200 jaar geleden beschikken we over meer
ontwikkelde technieken. Vrijwel de hele duur van het bestaan van leven op deze
aarde waren er slechts primitieve levensvormen, waarvan het nut of de betekenis
absoluut onduidelijk is. De geciviliseerde mensheid bestaat pas één honderddui-
zendste deel van de geschiedenis van de levende soorten.
Wél duidelijk is, dat de meest geëvolueerde vorm van het leven - wij moderne
mensen dus -, aan de ene kant beschikt over grote intelligente en creatieve
vermogens, maar moreel gezien het stadium van de diersoorten niet te boven is
gekomen. In de natuur komen we de fraaiste vormen en kleuren tegen - vlinders,
maanvissen, ijsvogels, tijgers, damherten -, maar we kennen ook vlooien, muggen,
bloedzuigers, slangen, haaien, monsters van de diepzee, hyena’s en andere
biologische soorten, die alleen kunnen bestaan door andere dieren uit te zuigen en
op te eten en daarnaast geen enkele andere waarde, zoals schoonheid, vertegen-
woordigen.
Helaas geldt dat ook voor onze eigen soort en nog wel in versterkte mate.
Enerzijds zijn er de grote leiders en de genieën op de gebieden van religie,
filosofie, literatuur, beeldende kunst, muziek en wetenschap, maar we kennen
maar al te goed ook de monsterlijke exemplaren zoals Hitler, Stalin, Pol Pot,
Karadzic, Mladic, de vele kleinere oorlogshitsers en massamoordenaars en dan
nog de grote en kleine criminelen, die het menselijk leven op deze aarde bedreigen
en verpesten.
We onderscheiden ons dus van de 'lagere' soorten door meer vermogen tot
beheersing van de omgeving, maar dat vermogen wordt zowel ten goede als ten
kwade gebruikt. Ondanks alle tradities van religie, filosofie en ethiek zijn we niet
beter dan de lagere biologische soorten.
'God': dus toch?
Op onze zoektocht past dus bescheidenheid. Het is niet prettig om dat te horen,
maar in de ruimte en in de tijd stellen we niets voor en moreel gezien staat de
mensheid nog in de kinderschoenen en dat zal voorlopig wel niet veranderen. Als
we toch verder zoeken naar antwoorden op fundamentele vragen, kunnen we in de
rijke tradities van religies en filosofieën, westers én oosters, oud én nieuw, terecht.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
30
Dat is de wereld van de metafysica. Maar het is beter om eerst vragen te stellen
over de kenbare wereld, de fysica. Daarover is vanuit de wetenschap het een en
ander opgehelderd, maar ieder antwoord leidt weer tot nieuwe vragen. Ik noem er
een paar - alweer vier - deels over dezelfde onderwerpen, die ons tot
bescheidenheid dwingen.
In de eerste plaats hebben we te maken met die onmetelijke ruimte, waarin onze
aarde een niets-komma-niets voorstelt. Niettemin weten we wel iets over de
materie, die wij kunnen waarnemen, wat overigens maar een klein gedeelte (ca.
0,5%) is van de werkelijke hoeveelheid materie én energie is. Die zichtbare
materie is namelijk duidelijk gestructureerd en wel volgens de wetten van de
natuurkunde en de chemie. Daarin speelt de wiskunde een doorslaggevende rol.
Bovendien doet zich een ander merkwaardig verschijnsel voor en dat wordt het
antropisch principe genoemd (al eerder in GAMMA beschreven). Dit principe
vertelt ons dat de kosmische constanten zodanig zijn samengesteld dat het
optreden van levensvormen mogelijk is. De materie heeft dus bij voorbaat een
zodanige structuur gekregen, dat zich ná de oerknal sterrenstelsels, sterren,
planeten konden vormen en dat er planeten voorkomen, die precies die omstandig-
heden kennen, waardoor leven mogelijk is. Dat geldt voor onze aarde, maar
vermoedelijk voor zeer vele andere planeten. Het is duidelijk, dat het bestaan van
het heelal een bedoeling heeft.
Kijken we naar de factor tijd, en dan wel beperkt tot ons zonnestelsel, dan zien we
dat er op onze aarde een proces van evolutie heeft plaatsgevonden. Of dit alleen
geldt voor de aarde is voor mij nog de vraag. De droge rivierbeddingen en de berg
in de vorm van een menselijk gezicht op Mars kunnen suggeren dat daar ook iets
is geweest. Maar het evolutieproces op onze planeet is onmiskenbaar en het
verschijnen van de mens géén toeval, zoals veel biologen zeggen. Wat mij betreft
is de voortdurend toenemende complexiteit met evolutionaire sprongen -
waaronder het optreden van de mens met een viermaal zo grote herseninhoud in
vergelijking met de dichtstbijzijnde soort, de chimpansee - alleen te verklaren
vanuit een bedoeld en gewild proces.
Nóg een argument vóór de metafysica is het menselijke creatieve vermogen. Wij
zijn weliswaar een soort met een grote variëteit aan eigenschappen, goede én
slechte, maar niet ontkend kan worden, dat er exemplaren van onze soort zijn met
uitzonderlijk creatieve vermogens. Als ik bijvoorbeeld in tijdsvolgorde Boeddha,
Plato, Jezus, Copernicus, Kant, Bach, Mozart, Tolstoi, Marx, Einstein, Sartre,
noem, dan is het wel duidelijk wat ik bedoel (Teilhard mag er ook bij, maar
misschien is niet iedereen het eens met dit lijstje). Die creatieve vermogens komen
ergens vandaan en niet uit onze hersenen. Het wonderkind Mozart schreef de
muziek op, "die er al is"; Einstein kwam tot zijn theorieën door naar buiten te
staren (en daarbij zijn lesjes vergat). Er is dus blijkbaar een ander - niet materieel
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
31
- scheppend universum, waarmee mensen met speciale eigenschappen in
verbinding kunnen treden.
Dan is er nog het verschijnsel van de dood. Dit lijkt een zwak argument, want de
atheïst heeft meteen een antwoord: ideeën over een voortbestaan zijn nu eenmaal
in ons eigen belang. Maar als ik dat eigen belang even terzijde laat, dan lijkt het
mij wel heel merkwaardig, dat een bewust levend, willend, bedoelend en soms
ook scheppend wezen ineens verandert in een hoopje stof, omdat er een adertje
knapt. Waar is het menselijk bewustzijn gebleven? De atheïst zal zeggen dat
bewustzijn een gevolg is van de electrische stroompjes die door onze hersenen en
ons lichaam lopen. Ik vraag mij af waar dan die electrische energie is gebleven na
datgene wat wij de dood noemen. Energie verdwijnt niet zomaar. Daarom heb ik
een andere verklaring en wel dat ons bewustzijn niet het gevolg is van die
stroompjes, maar omgekeerd. Het bewustzijn is primair, de materiële manifestaties
zijn daarvan afgeleid.
Wetten, blauwdrukken, principes, bewustzijn
Met behulp van een ondogmatische, logische, kritische, empirische redenering kan
ik geen andere conclusie trekken dan dat het universum, het materiëel zichtbare
heelal, ons zonnestelsel, de aarde, de mensheid, de andere mens en ikzelf het
resultaat zijn van een bedoeld en gewild proces. Gaan we verder met de vraag wie
of wat dan die bedoeling heeft of had, dan komen we terecht bij de op metafysica
gebaseerde religies en filosofieën, die we dan wel opnieuw - met de huidige stand
van de kennis - moeten interpreteren. De vraag of we daarbij over het Mysterie,
ofwel over God of welk ander begrip dan ook spreken, blijft uiteraard een kwestie
van persoonlijke voorkeur.
Van belang is uiteraard wat voor eigenschappen dat Mysterie, God, Brahman of
TAO, die scheppende, bedoelende kracht van het universum heeft. Ik denk dat we
er slechts naar kunnen gissen, al zijn er wel een paar aanwijzingen. Ook in dit
opzicht past bescheidenheid.
In de eerste plaats: God is wiskundige. De materie gehoorzaamt aan de wetten van
de wiskunde, al zijn dat wel verschillende soorten. We kennen zowel de 'gewone'
wiskunde van Newton, alsook die van Einstein, Planck e.a. met de relativiteits- en
kwantumwetten. Het zijn - voor zover ik dat begrijp - graduele verschillen. Kij-
ken we naar de meer complexe structuren, zoals die van de levende vormen, dan
blijken die ook aan wetten te voldoen, zoals de wetten van mutatie en selectie. De
vraag of die wetten alleen maar gelden voor de aanpassing van soorten aan een
veranderde omgeving of ook, zoals Darwin en de meeste moderne biologen
geloven, voor de evolutie door 'vele kleine stapjes' naar meer complexe
structuren, is m.i. niet beantwoord. Ik denk, zoals al eerder uiteengezet, dat die
evolutie verloopt volgens reeds bestaande blauwdrukken. Het proces van evolutie
heeft dan te maken met de opkomst van een nieuwe soort overeenkomstig een
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
32
bestaande metafysische blauwdruk - of vormgevende kracht - , veelal na het
optreden van een zware crisis. We kennen natuurlijk de theorie over het uitsterven
van dino’s en de gevolgen voor de evolutie van de zoogdieren.
Wat voor wetten en blauwdrukken zijn er van toepassing op de mens? We zitten
hier in een nog grijzer gebied dan bij de andere, lagere levende vormen. In de
sociale wetenschappen is wel gezocht naar die wetmatigheden, maar er is nog niet
veel gevonden. Alle theorieën hebben nog de status van hypothese. Niettemin
meen ik dat er wel zinnige hypotheses bestaan. Eén daarvan is, dat er net zoals bij
de diersoorten, aanpassing aan veranderde situaties mogelijk is. De ijstijd is een
bekend voorbeeld. De vele mythes over zondvloeden duiden op catastrofes, die
hebben geleid tot veranderde levenswijzen van onze voorvaderen. Dat die
catastrofes tot aanpasssing, maar ook tot evolutie - meer complexiteit - kunnen
leiden, leert ons de recente catastrofe, die is opgetreden in de periode van 1914-
1950. Door deze tijd van oorlogen, revoluties, massamoorden en crises - (ca. 140
miljoen mensen door geweld ongekomen - is de wereldsamenleving totaal
veranderd.
De oude, 19e eeuwse sociale hiërarchieën van koningschap, adel, patriciërs, met
daaraan gekoppeld de arme, onderdrukte massa’s van horigen, slaven, arbeiders,
arme boeren, allemaal gefundeerd in de nationale staat, gepaard gaande met een
lage graad van technologie en een grote macht van de kerken, gaan in snel tempo
ten onder, terwijl de nieuwe patronen van samenleven na 1950 tevoorschijn
komen: technologie, democratie, mensenrechten, emancipatie, welvaart voor de
massa’s, globalisering. Dat is het begin van de manifestatie van een nieuwe
wereldorde, die is gebaseerd op reeds bestaande blauwdrukken, met name de
blauwdruk van het punt omega. Helaas weten we niet of zich dezelfde wetten en
dezelfde blauwdrukken manifesteren op die biljoenen andere planeten, waar zich
misschien intelligente levensvormen bevinden. Ik hoop dat daarover spoedig meer
informatie komt.
De volgende eigenschap van die universele scheppingskracht is die van de
ethische principes, ofwel de 'geboden'. Die gelden voor de menselijke levensvorm.
We kennen de geboden uit het christendom: respect en naastenliefde. Ook de
andere religies hebben hun ethische voorschriften.
Dan volgt nog de belangrijkste veronderstelling over de eigenschappen van die
universele kracht. Wat is de relatie met het menselijk bewustzijn? In het
christendom gaan we uit van God als schepper van de menselijke ziel. Het
hindoeïsme kent een soortgelijk standpunt: Atman (de ziel) is Brahman (God). In
moderne termen kunnen we zeggen: de individuele scheppingskracht is deel van
de universele scheppingskracht. Beide zijn onsterfelijk, maar het individuele
bewustzijn maakt wel een - metafysisch - ontwikkelingsproces door, dat ik al
eerder heb beschreven.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
33
Conclusie
Wij moeten dus bescheiden en vooral ook voorzichtig zijn met onze conclusies.
Duidelijk is wel dat het universum gestructureerd is en zo’n structuur ontstaat niet
vanzelf. Er is een scheppende, bedoelende kracht aanwezig. Ik denk niet dat die
kracht zich op persoonlijke basis met deze ene, minuscule planeet bezighoudt. Dat
die kracht op persoonlijke titel medeverantwoordelijk zou zijn voor Auschwitz en
de honderden andere kleinere en grotere manifestaties van monsterachtige
vernietigingsdrift, lijkt mij uiterst onwaarschijnlijk.
Zo kom ik dus tot een wereldbeeld, gebaseerd op een integrale, synthetische,
convergente wijze van denken. Daarin geldt het primaat van de wetenschappelijke
kennis. Voor de vele vragen die daardoor niet beantwoord zijn en dat ook niet
kunnen worden, hebben we voorlopig niet meer dan veronderstellingen, hypo-
theses, waarvan het bestaan van een Universele Scheppende Kracht m.i. een hoge
mate van juistheid kent. Het is deze kracht, die een strikte ordening in het
universum aanbrengt: de wetmatigheden, de blauwdrukken, de ethische principes.
Dat zijn abstracties, die betrekking hebben op de materie en de levensvormen die
daaruit voortkomen. De meest concrete producten van die kracht zijn wel de
individuele manifestaties van schepping én bewustzijn. Het is onze taak, daaraan
zoveel mogelijk uitdrukking te geven.
Literatuur
Zie artikel “Evolutie van het wereldbeeld II” in: GAMMA, augustus 2002
Zie ook: Scientific American, special edition 2002. Cosmos. The once and future.
Pro-GAMMAatjes (zie verder p. 63)
Veilig leven in een onveilige wereld?
Een panel, bestaande uit mr. Reneé Jones Bos (mensenrechtenambassadeur
min. van Buitenlandse Zaken), prof. dr. Paul de Waard (em. hoogleraar
volkenrecht), Kathleen Ferrier (kamerlid, CDA) en prof. Nasr Abu Zayd
(hoogleraar islamitische studies, universiteit Leiden), zal de verschillende
kanten van veiligheid belichten. De conferentie wordt georganiseerd door de
WCRP (World Conference on Religion and Peace), de IARF (International
Association for Religious Freedom), het URI (United Religions Initiative) en
de IC (Initiatives of Changes) op zaterdag 17 mei as. Vanaf 10.00-16.30 uur
in de Geertekerk, Geertekerkhof 23 te Utrecht. Kosten € 20,- pp incl. koffie
en lunch. Inl.: bij de IC, tel. 070-364 35 91
De website >www.zinweb.nl< is een open platform voor levensbeschouwe-
lijke informatie, service en communicatie. De Vrijzinnig Protestanten
presenteerden de site op zaterdag 5 april in Amsterdam aan de pers. De
redactie van GAMMA was uitgenodigd. Zij zal het blad in de toekomst ook
op deze site met een kolom tekst onder de aandacht mogen brengen.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
34
Tegenstrijdige belangen
Gerrit Teule
Een vraag die mij steeds blijft boeien is deze: hoe intelligent ís de mens nou
eigenlijk helemaal? Laat ik maar meteen de vraag beantwoorden: ik heb daar geen
hoge pet van op, en dat geldt ook voor mijn eigen intelligentie. Niet dat ik mijzelf
echt dom vindt vergeleken met een heleboel andere mensen, maar dat zegt niets
over onze absolute intelligentie op de schaal van de evolutie. De enige bruikbare
maatstaf is immers de mens zelf. Iemand die dus ook maar een beetje slimmer lijkt
dan zijn buurman, wordt al snel als hoogbegaafd afgeschilderd. Het liefst
vergelijken wij ons met apen, want daar steekt onze intelligentie tamelijk goed bij
af. Daarnaast kennen we de vermaledijde IQ-test, aanvankelijk helemaal toege-
sneden op de narcistische blanke man, waarin blanken intelligenter overkwamen
dan gekleurden en waarin mannen ook hoger scoorden dan vrouwen. De hoogst-
begaafden onder ons - volgens die IQ-maatstaf - mogen landen en bedrijven
leiden. Meestal zijn dat dus, wonder boven wonder, blanke mannen. En juist daar
doet zich vandaag de dag een merkwaardig verschijnsel voor: de tegenstrijdige
belangen (conflicts of interest) en het onvermogen ermee te werken.
Gesjoemel aan de top
Een zeer in het oog lopend voorbeeld daarvan is het boekhoudkundige gesjoemel
in een serie Amerikaanse bedrijven. Wat is het geval? De mannen aan de top
willen graag heel veel geld verdienen, want dan ben je pas wat. Veel geld betekent
succes, en succes betekent in het Amerikaanse, dat God met je is. If you’re smart,
why aint you rich? Daarom ontvangen deze toplieden naast hun reguliere salaris
ook nog een fors aantal opties op aandelen van het bedrijf. Een optie bestaat uit
het recht om in de toekomst een aandeel te kopen tegen de huidige, vastgestelde
marktprijs. Mocht het aandeel dan in waarde gestegen zijn, en de manager zou dat
aandeel tegen die gestegen waarde gelijk weer verkopen, dan zou hij dus een
flinke winst boeken. Uiteraard kan hij dan ook de optie zelf verkopen, want die is
dus geld waard. In beide gevallen kan hij miljoenen opstrijken. Een mooie rege-
ling, die voor deze arme sloebers flink wat oplevert, naast het toch al niet zo
krenterige vaste inkomen. Indertijd leek het een leuke manier om managers te
stimuleren het bedrijfsbelang te bevorderen. Stijgende aandelenkoersen zijn
immers een kenmerk van een goedlopend bedrijf, nietwaar?
Maar wat deden deze slimmeriken nou? Ze gingen allerlei boekhoudkundige trucs
uithalen met gefingeerde winsten om daarmee de beurswaarde van het aandeel
waar ze opties op hadden, kunstmatig op te stuwen. Want een aandeel met veel
winstverwachtingen zal stijgen in koers en dat levert aan onze topmanager dus
veel op. Kennelijk hadden de accountants ook aandelen of opties in het bedrijf,
want die vonden het allemaal prima. Het recept is eenvoudig en geniaal: blaas de
boekhoudkundige winsten op, zodat de opties flink in waarde stijgen en verkoop
ze dan, vlak voordat het bedrog zichtbaar wordt. De rest van je leven kun je dan
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
35
doorbrengen als de onlangs overleden Prince de Lignac, badend in weelde op een
witte droomboot, omringd door beeldschone jongelingen (of maagden, naar wens).
Dat het bedrijf op deze trucs kapot loopt (Enron, Arthur Anderson, Global
Crossing, Qwest, Tyco, Worldcom, Xerox, ASQL Time Warner, en er komen er
vast nog meer aan de oppervlakte)18, zal deze heren een zorg zijn. Dat de hele
beurs in elkaar klapt wegens de deuk in het vertrouwen van de aandelenkopers, zal
ze ook een zorg zijn. Na ons de zondvloed! Zij worden stinkend rijk, en in
Amerika is dat succes meteen ook een morele rechtvaardiging. George Bush deed
het toch zelf ook?
belangen bij ziekte
Tegenstrijdige belangen zitten diep geworteld in onze moderne maatschappij. Nog
enkele andere voorbeelden. De medisch industrie (dokters, ziekenhuizen, farma-
ceutische industrie, revalidatie, kortom: alle 'zorg' bij elkaar) zegt mensen te
willen genezen, maar heeft voor haar voortbestaan en welstand belang bij zoveel
mogelijk zieke mensen, die ze vervolgens een toch nog lang, maar dan wel
gemedicaliseerd leven aansmeren. Preventie van ziekten levert weinig winst op, en
dus wordt alles ingezet op symptoombestrijding. A pill for every ill. Dat schuift
beter en - geluk bij een ongeluk - bovendien blijft de patiënt in principe ziek. Het
kankeronderzoek is ten dele wel op preventie gericht, maar dat deel is dan ook een
volslagen mislukking, ook al wordt het tegendeel beweerd. Sommigen spreken
zelfs onomwonden van fraude, omdat het vooral gaat om het accumuleren van
gedoneerd kapitaal, de rente van de angst, waarbij het echte geneesmiddel voor
kanker al tientallen jaren net om de hoek ligt. En daar blijft het ook, want een echt
effectief en preventief supermiddel tegen kanker (of AIDS etc.) zou slecht zijn
voor de zorgeconomie. Eén op de drie Nederlanders krijgt nu in zijn of haar leven
te maken met een vorm van kanker en daarmee zijn we samen met enkele andere
Westerse landen kampioen van de wereld. Een enkeling, zoals Moerman indertijd,
beweert dat goede, onbespoten voeding (en een stralingsarme omgeving) het enige
effectieve middel is ter preventie van kanker, maar daarmee tref je niet alleen de
medische, maar ook nog eens de voedselindustrie en de telecomindustrie in de
beurs. Moerman is dus afgeserveerd. Dr. Vogel ook.
de zeperd van de eeuw
Nog wat meer over die stralingen. Onze regering zou de Nederlanders moeten
beschermen tegen elektromagnetische stralingen en gifstoffen, die in ons lichaam
allerlei biologische effecten, vaak ook met schade, veroorzaken. De instantie, die
met name de stralingen beoordeelt is een commissie van de Gezondheidsraad
(hierna GR). In deze commissie zat tot 1998 ook een vertegenwoordiger van de
KPN, en deze man zat daar niet om alleen maar punten aan potloden te slijpen.
Van meet af aan is het oordeel van de GR over straling altijd gunstig geweest voor
de elektrotechnische industrie. De stralingslimieten zijn namelijk zo hoog
18 Dit artikel lag al bij de redactie voordat er sprake was van malversaties bij het Ahold-concern.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
36
vastgesteld, dat de fabrikanten zich weinig zorgen hoeven te maken over
stralingsgevaar. Ze kunnen onbezorgd hun gang gaan, net zoals indertijd de
tabaksindustrie. Vandaag de dag kan deze commissie van de GR, door het hard-
nekkig volgehouden standpunt dat alleen lichaamsverwarming door straling
schadelijk kan zijn, niet meer terug zonder ernstig gezichtsverlies. Vanuit pure
gezondheidsperikelen geredeneerd zouden ze namelijk een veel strengere
stralingsnorm moeten hanteren. Vandaar de vaststelling, dat deze commissie tot op
heden meer op heeft met de financiële gezondheid van de telecomproviders dan
met het Nederlandse publiek. Diezelfde overheid (want de GR is ook een over-
heidsinstelling) is tegelijk grootaandeelhouder van de KPN en heeft ook miljarden
verdiend aan de verkoop van zendlicenties. Om een dreigend debacle van de
nieuwe generatie telefoons (UMTS, read my lips: de zeperd van de eeuw) nog wat
bij te sturen, heeft de Paarse regering in haar allerlaatste nadagen nog even
besloten, dat zenders op een spriet van minder dan vijf meter voortaan zonder
vergunning mogen worden geplaatst. Dat geldt dus voor alle GSM- en UMTS-
zenders op hoge gebouwen, want de vijf meters worden geteld vanaf het dak-
niveau. Nog veel meer straling dus, vooral in stedelijke gebieden. Tegelijk
beloofde de voormalige staatsecretaris van Verkeer en Waterstaat Monique de
Vries, na enige slappe kritiek vanuit de kamer, een uitgebreid Nederlands
onderzoek naar de biologische effecten van deze stralingen. En dat terwijl in
Nederland nog nooit een steekhoudend onderzoek naar dat onderwerp is gedaan.
Slechts één onderzoekje is bekend (over temperatuurstijging aan het oor door
GSM-gebruik) en dat werd gesponsord door de KPN. Uitslag: niets aan de hand.
Zo doen we dat in Nederland.
de kiezen stijf op elkaar houden
Onlangs verscheen een rapport van dr. Samuel Epstein M.D. en Quentin Young,
M.D. over de sterke escalatie van leukemie bij kinderen. Ze somden vele redenen
op, variërend van de anti-vlooienband bij hond of kat tot kankerverwekkende
stoffen die al voor de geboorte bij het kind binnenkomen. Nitriet in vlees,
pesticiden in babyvoeding, onkruidbestrijders in de tuin, lindaan in shampoo,
Ritalin tegen overactiviteit bij kinderen, stralingsinvloeden bij vader, moeder en
kind, al deze zaken en nog veel meer bevorderen de kans op leukemie bij kinderen
en ze bevorderen ook vormen van kanker op latere leeftijd. De basis voor de
leukemie wordt volgens deze wetenschappers al gelegd in de eerste weken van de
zwangerschap. De Amerikaanse kankerassociaties (National Cancer Institute en
American Cancer Society) waarschuwen hier niet tegen, maar vergaren wel
aanzienlijke kapitalen aan giften, die vervolgens belegd worden in de bedrijven,
die deze kankerverwekkende producten op de markt brengen. Als zij hun
aandelenkapitaal op orde willen houden, moeten ze de kiezen dus stijf op elkaar
houden. Het in stand houden van dit kapitaal (en dus hun machtspositie) lijkt
uiteindelijk belangrijker dan het doel, waarvoor de club is opgericht.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
37
aannemelijke babbels
Het is om dol van te worden. Een complicerende eigenschap van hoge intelligentie
is dat ook de bijbehorende babbels heel aannemelijk in elkaar zitten. Sla de
kranten maar open: één eindeloos gezever van intelligent gebabbel om de status-
quo te duiden en vooral in stand te houden. En dan moet je wel superintelligent
zijn om daar weer doorheen te breken. Bij veel slimme mensen ligt daar dan ook
de scheidslijn. Ze zijn wel slim genoeg om de redenering op te zetten of te
begrijpen, maar niet slim genoeg om diezelfde redenering in een groter perspectief
te plaatsen of desnoods af te kraken. Om dezelfde reden zijn veel mensen niet in
staat om een compromis te bereiken. Dat vereist namelijk in de geest voldoende
ruimte om met twee tegengestelde ideeën tegelijk te jongleren en er vervolgens
zelfs nog een derde aan toe te voegen, het te bereiken compromis. Het conflict of
interest vereist dus ook, dat tegenstrijdige belangen beide ruimte vinden in de
geest, en kennelijk zijn veel mensen zo narrow-minded, dat slechts één belang
overblijft: het eigenbelang of het belang van de eigen groep, beide op korte
termijn. Het hemd is nader dan de rok. Eigen volk eerst. Vul zelf de bekende
slogans maar in.
hoop op bewustwording
Maar soms gaat de tegenbeweging helemaal vanzelf, zoals bij de beurs-
malversaties. Dat geeft weer nieuwe hoop op een volgende stap in de bewust-
wording. Als je de overall-intelligentie van handelen-en-gevolgen probeert te
overzien, dan blijkt dat de intelligentie van het menselijke handelen in het
algemeen op een laag peil staat, hoe slim de individuen ook mogen zijn. Met
name het beursverloop laat een panische reactie zien, een chaotisch draaiend Rad
van Fortuin, waar onze economie en onze welvaart van afhankelijk zijn.
Irrationeler kan het haast niet. Zelfs een mierenhoop presteert beter, omdat deze
beestjes hun eigen nest goed verzorgen en geen last hebben van tegenstrijdige
belangen. Ooit een mier gezien met een dubbele agenda?
de stem van het geweten
Kennelijk is het dus zo, dat mensen - ook de hogergeplaatsten onder ons - ondanks
hun veelgeprezen intelligentie, slechts een smal gebiedje kunnen overzien. Bij de
rest regeert het onderbuikgevoel, maar dan wel verpakt in zeer intelligent gezwets.
Een topmanager, die streeft naar meer winst, kan er daarom geen morele scrupules
bij hebben, en datzelfde geldt voor een toppoliticus die de BV-Nederland leidt.
Niet omdat hij a-moreel zou zijn - wee mij, als ik dat zou durven beweren! - maar
eenvoudigweg omdat er in zijn hersenen niet meer denkruimte beschikbaar is. Op
zichzelf is dat geen schande, maar gewoon een psychisch feit. Een topmanager
met een geweten (dat is zo’n stemmetje naast je normale denken, in een andere
hersendimensie, dat steeds blijft doorzeuren) is eigenlijk niet geschikt voor zijn
job. Althans, hij mag het niet laten merken. Dan maar een verdovend pepmiddeltje
erin. Veel politici gebruiken daar 'macht' voor.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
38
De overkoepelende moraal
Het conflict of interests en het gebrek aan intelligentie om ermee te werken zijn
helemaal van deze tijd. Dat komt eenvoudig omdat een overkoepelende moraal
gesneuveld is in het streven naar persoonlijke rijkdom en enkelvoudige belangen.
Velen denken tegenwoordig dat de vrije markt die overkoepelende moraal auto-
matisch levert. Tel alle eigenbelangetjes bij elkaar op en 'als door een onzichtbare
hand geleid' gaat het allemaal vanzelf goed. Geld, privatisering en de vrije markt
zijn daarom nu even heilig verklaard en iedereen, die daartegenin gaat, wordt met
name door VVD-economen voor onintelligent versleten. Wat deze idiote mening
betreft komt de huidige beurskrach dus als geroepen. Wie lacht niet die de beurs
beziet!
de inbreng van Teilhard
Die overkoepelende moraal zou overigens vereisen, dat je, het geheel overziende,
min of meer objectief vaststelt wat het beste is voor de patiënt, voor het bedrijf,
voor de markt, voor het land of voor deze wereld en mogelijkerwijs zelfs voor
deze kosmos. In plaats daarvan doet men, wat het beste lijkt voor zichzelf en de
eigen beurs, waarbij uitsluitend de korte termijn in acht wordt genomen. Het idee,
dat dit eigenbelang de beste drijfveer is voor een gezonde economie, is in feite
alleen maar het verdonkeremanen van een algemeen menselijk gebrek: het
hardnekkige onvermogen om tegenstrijdige belangen met elkaar te verenigen in
iets, wat daar ver bovenuit stijgt. Misschien kwam in Teilhard de Chardin de
nieuwe Darwin naar voren, die zegt dat het juiste handelen met tegenstrijdige
belangen een voorwaarde is voor de verdere evolutie van de mens. Niet survival
of the fittest maar survival of the wisest.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
39
DIALECTIEK VAN AOS. 3: AFRIKAANS COLLECTIVISME
Benedict Broere
"Reken maar dat het heel iets anders is om de opgeleide stedelijke bevolking te laten
stemmen [op de regeringspartij] dan de mensen op het platteland. Hoe meer
onderwijs, hoe meer democratie." Charles Koutou, oud-onderwijzer, lid van de socia-
listische oppositiepartij in Burkina en van de onderwijzersvakbond, vlak voor de
landelijke verkiezingen in Ouagadougou 19
"Mijn generatie heeft besloten om geen slachtoffer meer te zijn, maar om kataly-
satoren te worden van democratie en ontwikkeling. Een weg terug is er niet meer."
Norbert Mao, politicus in Uganda, mogelijk opvolger van president Museveni 20
De combinatie van de woorden 'Afrika' en 'hulp', roept al decennialang beelden
op van indringend in de camera kijkende kinderen met bolle buikjes en dunne
beentjes. Zien wij deze beelden op de televisie, dan grijpen we haast automatisch
naar giro- of chequeboek om een opkomend gevoel van schuld en machte-
loosheid te bezweren. Terwijl we ons de woorden herinneren van echte en
andere dominees, die ons vermanend wijzen op de wandaden van het Westen:
de slavenhandel, het kolonialisme, het afschermen van de westerse markten en
de uitbuitende globalisering.
De aan Yale en Harvard opgeleide Maleisische econoom Jomo Sundaram zegt het
bijvoorbeeld zo: "Veel Oost-Afrikaanse landen produceren nu kokos. Als een grote
producent dat tegen lagere kosten kan, zoals Maleisië, raken die Afrikaanse landen in
de problemen. Maleisië is nu de grootste kokosproducent ter wereld. En omdat zelfs
de Maleisische arbeiders te duur zijn, komen de arbeiders uit de Filipijnen en
Indonesië. Ondertussen is de prijs alleen maar gezakt. In een geglobaliseerde econo-
mie is het altijd een race to the bottom. En de claim dat dankzij de globalisering de
voedsel-veiligheid op wereldniveau is gegerandeerd, is een gotspe: vertel dat maar
eens aan de hongerende Malawiërs."21
Sundaram ontkent niet dat armoede
vermindert door econo-mische groei, maar wijst op de negatieve effecten van
eenzijdig opgelegde liberalisering door de sterke economieën. Ook bekritiseert hij de
door de Peruaanse econoom Hernando de Soto geïntroduceerde idee van bevordering
van privébezit ter bestrijding van de armoede: "Iedere kleine of middelgrote
onderneming in de derde wereld kan je precies vertellen hoe moeilijk en frustrerend
het is om krediet te krijgen."
19 Zie het artikel 3.000 letterenstudenten in Ouagadougou van Dorrit van Dalen in NRC Handelsblad 16
jan. '99.
20 Uit: "Uganda heeft frisse wind nodig" door Marc Broere, IS januari 2002.
21 Zie het interview "Liberalisering is slecht voor de economie" met de econoom Jomo Sundaram door
Han de Wiel, IS maart 2003.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
40
Vele experts zoeken de oorzaak van de armoede in de derde wereld in het egoïstische
en kortzichtige gedrag van de rijke landen, en ongetwijfeld vormt dit een belangrijk
aspect in deze zo schrijnende problematiek. Echter, de Zweedse historicus Johan
Norberg zoekt de oorzaak ook in de culturen zelf. Zoals hij recentelijk zegt in een
interview: "We hebben gezien wat werkt en wat niet. Oost-Aziatische landen waren
veertig jaren geleden net zo arm als veel Afrikaanse landen nu. Landen als Taiwan en
Zuid-Korea hebben nu een Europese levensstandaard en zijn zelfs rijker dan pakweg
Spanje."22 Norberg ziet als belangrijkste oorzaken van de armoede vooral een gebrek
aan kansen en keuzevrijheid in de arme landen en het marktprotectionisme van de
rijke wereld. Interessant is daarbij de visie van de miljardair en filantroop George
Soros, die benadrukt dat de globalisering steeds meer is afgegleden naar een
mondiaal maar kortzichtig kapitalisme, met verwaarlozing van instituties ter
bevordering van onderwijs en gezondheidszorg.23
Kortzichtig egoïsme, gebrek aan vrijheid, gebrek aan solidariteit, het zijn steeds
terugkerende thema's in de analyse van de armoede in de wereld. Kijk je echter meer
in de diepte naar deze problematiek, dan is het onmiskenbaar zo dat zij te maken
heeft met mentaliteit, cultuur en heersende ideeën. Het gaat dan om vragen als: Wat
maakt dat landen en culturen zo verschillen in hun zich ontwikkelen? Wat kan
armoede en onmacht doen verminderen, en wat niet? Welke vorm van ontwikkelings-
hulp werkt tijdelijk, en welke werkt structureel? En als je dit dan toespitst op de
situatie in Afrika, dan zou je je kunnen afvragen: hebben we wel een goed beeld van
de oorzaken van de economische achterstand van de Afrikaanse samenlevingen? Wat
kan werkelijk vooruitgang betekenen voor die samenlevingen? Welke maatregelen
zouden ertoe kunnen leiden dat er in Afrika een moderne en welvarende wereld
ontstaat?
Stammen, slaven en tovenarij
Algemeen komt in onderzoek naar voren dat vooral Europese landen en landen van
en Europese origine hoge indices halen voor wat betreft levensverwachting, onder-
wijs en bruto nationaal product per inwoner. Aziatische landen scoren minder maar
hebben goede perspectieven vanwege het belang dat zij hechten aan onderwijs. De
islamitische en Afrikaanse culturen tonen daarentegen een negatief beeld vanwege de
geringe energie die zij steken in het instellen van goed en algemeen toegankelijk
onderwijs.24 Zal in de islamitische wereld de nadruk teveel gelegd worden op de
reproductie van religieuze teksten, in Afrika zal het gebrekkige onderwijs ermee te
22 Zie het interview "Ik verdedig kapitalisme" met de Zweedse historicus Johan Norberg, door Johan van
Scharen, naar aanleiding van het verschijnen van zijn boek Leve de globalisering, IS februari 2003.
23 Zie het interview Soros' kritiek op globalisering. De politieke organisatie van onze mondiale
samenleving schiet jammerlijk tekort door Huub van Baar, Filosofie Magazine, maart 2003.
24 Zie: Margriet Kuster (red.), Samenwerking in een nieuwe wereld. Handel, hulp en kapitaalstromen na
de val van de Muur, InZet, Amsterdam, 1992; Paul Kennedy, De wereld in een nieuwe eeuw,
Meulenhoff/Kritak, amsterdam/Leuven, 1993, en dan vooral de daarin opgenomen index van de mense-
lijke ontwikkeling, p. 423 (zie ook internet: de human delopement index van de Verenigde Naties).
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
41
maken hebben dat de vertrouwensradius vaak niet verder reikt dan de achterban van
de toevallige heerser. In grote delen van Afrika heerst namelijk een dusdanig sterke
tribale en synthesedominante mentaliteit, dat 'vooruitgang' daar vooral uitgaat van
leiders die hun eigen netwerken bedienen, maar die de meerderheid van hun
landgenoten overlaten aan wanorde en verval.
In een bespreking van het boek Africa works. Disorder as political instrument van de
Afrikanisten Patrick Chabal en Jean-Pascal Daloz, schrijft Didier Seroo: "Uit de
overlappende tradities en moderniteit is in Afrika een politieke cultuur gegroeid met
als kenmerk: het aanwenden van wanorde voor eigen doelen. Vijf elementen liggen
volgens de Afrikanisten aan deze situatie ten grondslag. In de eerste plaats zijn
Afrikanen gevangenen van hun eigen gemeenschappen (in het Westen ontwikkelde
zich een individuele burgerzin). In de tweede plaats geldt binnen deze gemeenschap-
pen het principe 'voor wat, hoort wat'. Van politieke partijen wordt eenvoudigweg
verwacht dat ze hun achterban bedienen. Het is dan ook niet verbazend dat - in de
derde plaats - Afrikaanse politieke systemen worden gekenmerkt door sterk
persoonsgerichte netwerken die hun achterban vanuit de top bedienen." In de
woorden van de auteurs zelf, Patrick Chabal en Jean-Pascal Daloz: "Er heerst
tegenwoordig een anarchie die de ontwikkeling van informele netwerken in de hand
werkt, een situatie waarin niets vaststaat omdat alles onderhandelbaar is."25
Dit beeld wordt bevestigd door een recent werk van Roel van der Veen, beleids-
medewerker bij het ministerie van buitenlandse zaken. In Afrika is er onvoldoende
verdeling van de macht en een onvoldoende investeren in onderwijs, gezondheids-
zorg of andere vormen van samenlevingsopbouw. Ondanks honderden miljarden
dollars ontwikkelingshulp en grote bodemschatten als olie en diamanten, slaagt men
er niet in te komen tot constructieve samenlevingsstructuren. De bevolkingssamen-
stelling bevat grote aantallen slecht opgeleide en gefrustreerde jongeren, er is veel
aids, er zijn veel lichte wapens, een toenemende islamisering remt de modernisering,
en er zijn in toenemende mate verbindingen met de drugscriminaliteit in Latijns-
Amerika, Azië en het Westen. Daarbij zijn de klimatologische en strategisch-
economische omstandigheden niet ongunstiger dan die van Scandinavië of Zuid-
Korea.
Van der Veen schrijft: "De Scandinavische landen met hun mensonvriendelijke
natuur behoren tot de rijkste landen van Europa, net als het van de zee afgesloten
Zwitserland en Oostenrijk." "De Zambianen waren bij de onafhanke-lijkheid in 1964
twee keer zo rijk als de Zuid-Koreanen. In 2000 waren de Zuid-Koreanen echter 27
keer zo rijk als de Zambianen. De internationale economie was voor deze landen in
grote lijnen dezelfde."26
25 Zie het artikel Afrika en de koningen van de korte termijn van Didier Seroo, IS 10 oktober 1999.
26 Zie het artikel 18 stellingen over Afrika door Afrika-redacteur Sybilla Claus over het boek Afrika - van
de koude oorlog naar de 21e eeuw, Trouw 23 november 2002.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
42
In een reactie op van der Veen suggereert oud-Unesco-staflid E. Jongens, dat de hulp
aan Afrika beter kan plaatsvinden via organisaties die werkelijk de armen bereiken,
omdat de hulp aan Afrikaanse overheden meestal slechts bijdraagt aan de verrijking
van de lokale heerser en zijn stam of clan.27 In hierna volgende reacties brengt de uit
Zaïre gevluchte Paul Mbikayl naar voren, dat wat betreft de chronische onderontwik-
keling van Afrika zeker niet onderschat mag worden de rol van het vroegere kolonia-
lisme, de daarop volgende tegenstelling kapitalisme-communisme en de altijd nog
voortgaande economische uitbuiting. De journalist Jeroen Corduwener brengt hierbij
naar voren dat het bijzonder onverstandig is om Afrika als ontwikkelingsgebied in
prioriteit te verminderen, vanwege de gevaren van criminaliteit en terrorisme, brain-
drain en massale migratie. Ook bepleit hij een denken op een veel langere termijn dan
hedendaagse politici en beleidsambtenaren gewend zijn.28
De Zwitserse etnoloog David Signer legt echter het accent weer bij culturele
oorzaken. Hij maakt aannemelijk dat de moeizame ontwikkeling van Afrika te maken
heeft met een cultuur die individuele vooruitgang praktisch onmogelijk maakt door
de grote druk van sociale verplichtingen jegens de uitgebreide familie. Mensen
kunnen door hun plicht tot delen niet werkelijk vooruitkomen, kunnen geen kapitaal
ontwikkelen voor investeringen en economische groei. Signer beschrijft de
Afrikaanse samenleving als een wereld waarop de spreekwoorden 'doe maar gewoon
dan doe je al gek genoeg' en 'wie voor een dubbeltje geboren is wordt nooit een
kwartje', in extreme mate van toepassing zijn. Sociaal-economisch stijgen is taboe,
genereert afgunst en wordt bestreden met tovenarij en sociale uitsluiting. Reeds de
ambitie om sociaal te stijgen wordt gezien als een aantasting van de bestaande hiërar-
chie. Veel talent zoekt daarom zijn heil elders, wat resulteert in de beruchte
braindrain. Terwijl het ondernemerschap in toenemende mate in handen komt van
mensen met een andere culturele achter-grond: Indiërs en Arabieren. Alleen zeer
excellente sportlieden en artiesten wordt het gegund naar de sterren te reiken. Maar
hun licht straalt dan ook af op geheel de gemeenschap waaruit zij voortkomen.
Werkelijk funest in deze cultuur, zo benadrukt Signer, is het gebrek aan geloof in
eigen kunnen - dat men zichzelf niet in staat acht op basis van eigen kracht te komen
tot een moderne cultuur vanwege de zo complexe economie en technologie. Daarbij
komt dat de verplichting tot sociaal delen maakt, dat men denkt dat er altijd mensen
zijn die men om geld en/of bescherming kan vragen in ruil voor eerbied en gehoor-
zaamheid. Dat kunnen dan familieleden zijn, maar ook Westerse donoren van
ontwikkelingshulp.29
27 Zie het artikel Corrupt Afrika heeft ons geld weggegooid door E. Jongens, Trouw dinsdag 26 november
2002.
28 Zie het artikel Prijsschieten op ontwikkeling Afrika is ongepast. Nog altijd speelbal van het westen
door Paul Mbikayl en Hulp kan beter zonder cynisme door Jeroen Corduwener, Trouw vrijdag 29
november 2002.
29 Zie het artikel Falen wordt je vergeven, succes niet door David Signer, Trouw 30 november 2002.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
43
Wat dit laatste betreft - de hulp die het Westen biedt in de vorm van geld en goederen
en vaardigheden - is het bijzonder navrant te zien dat ook hier destructieve aspecten
aan te wijzen zijn. Zo is het blijkbaar zo dat westerse hulp door Afrikaanse regeringen
gebruikt kan worden om de negatieve bijeffecten van dure oorlogen - massale
hongersnood, structurele verarming - te financieren. De grote afhankelijkheid van
westerse donoren maakt ook dat Afrikaanse regeringsleiders hun gedrag eerder
afstemmen op deze westerse hulpgevers dan op de eigen bevolking. De vooraan-
staande Ethiopische econoom Berehanu zegt hierover in een interview: "Als premier
Meles bij ons de verkiezingen steelt, interesseert het ze niet [de westerse donoren].
Nederland steunt Ethiopië vanwege het goede bestuur en beleid. Maar ken jij een
democratie waar de regering 97 procent van de stemmen wint, zoals bij ons?"30
De Afrikaanse samenlevingen zijn dus doortrokken van culturele factoren - een
drukkend collectivisme en irrationaliteit en corruptie - die een algemene ontwikkeling
naar welvaart en moderniteit in de weg staan. Tekenend hiervoor is dat van alle arme
gebieden in de wereld, Afrika het meest verontrustend is in vergelijking met de meer
welvarende culturen. Historisch gezien is er minder ervaring met wetenschap en
techniek, hebben kolonisatie, slavenhandel en interne oorlogen de traditionele structu-
ren verzwakt, is er een toenemende bevolkingsgroei en een daarmee samenhangende
kaalslag op de natuur, is er de gruwel van de steeds meer om zich heen grijpende
ziekte aids en moet men economisch gezien concurreren met culturen die veel verder
ontwikkeld zijn.
De etnoloog David Signer maakt dit panorama nog wat ernstiger door erop te wijzen
hoezeer de Afrikaanse economieën gebaseerd zijn op slavernij. Deze vorm van
uitbuiting van medemensen was er reeds lang voordat de Europeanen daaraan
deelnamen en is blijkbaar gewoon doorgegaan, toen Europeanen het in hun eigen
samenlevingen hadden afgeschaft. Het heeft te maken met de Afrikaanse feodaliteit
en legt een taboe op arbeid en inspanning, zodat het de ondernemingszin ontmoedigt
bij de elites (arbeid is voor slaven) en bij de slaven (ik zal de vruchten van mijn
arbeid nooit plukken). De met dit systeem samenhangende armoede maakt dat
mensen bereid zijn hun leven en arbeid weg te geven aan meer bemiddelde en hoger
geplaatste families. Andersom zijn deze families geneigd die armoede middels dwang
(politie, leger) en religie (bevordering lotsaanvaarding) in stand te houden, om
verzekerd te blijven van een constante aanvoer van willige slaven.
Het betreft hier een vicieuze cirkel van geweld, slavernij, armoede, geweld
enzovoort, die alleen doorbroken kan worden als de ketenen van slavernij vèrbroken
worden in het investéren in menselijke ontwikkeling. Europa heeft dit de afgelopen
eeuwen voorgeleefd in een reeks van emancipatieprocessen die uiteindelijk
geresulteerd hebben in de moderne samenleving. Nadenkend over het dilemma van
30 Zie het artikel De slag om de honger door Sybilla Claus, Trouw 19 december 2002 (toevoeging tussen
haken: B.B.).
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
44
de Afrikaanse samenlevingen wijst David Signer op een belangrijk moment in dit
proces van emancipatie: "Europa was aan het eind van de 19e eeuw, toen daar de kin-
derarbeid werd verboden, niet rijker dan grote delen van Afrika en Azië nu. Het
besluit om kinderen niet te laten werken maar ze te scholen, was een investering die -
zoals iedereen kan zien - zich loonde."31
Het zal echter in eerste instantie vooral een andere mentaliteit vergen om dit gebied
op een beter spoor te krijgen.32 Een mentaliteit die maakt dat men wil dat kinderen, en
dat ongeacht sociale status, geschoold worden. En die desnoods moet worden
gestimuleerd door de donoren van ontwikkelingshulp. Als dit dan gebeurt dan zal dit
met het juiste onderwijs resulteren in sterker ontwikkelde analytische vermogens,
meer aandacht voor rationaliteit, meer aandacht voor het individu en meer aandacht
voor en streven naar democratischer en efficiënter georganiseerde en economisch
meer competitieve samenlevingen. Sommige Afrikaanse denkers zullen de impliciet
met dit advies meekomende individualisering interpreteren als een ongewenste
afwijking van de Afrikaanse filosofie ubuntu, waarin namelijk de nadruk wordt
gelegd op de groep ('Ik ben omdat wij zijn'), op een ethische houding ten aanzien van
de medemens en de natuur, en op een vloeiend of procesmatig begrip van de waar-
heid. Het zal daarom geen verrassing zijn dat een aantal van hen stelt dat juist
omgekeerd ubuntu heilzaam zal zijn voor de vaak nogal individualistische westerse
culturen.33
In de complexe en dubbelzinnige sociaal-economische werkelijkheid is het echter van
groot belang te zoeken naar een bevredigend evenwicht van individu en collectief,
ratio en religie en cultuur en natuur. Anders gezegd: geredeneerd vanuit AOS en de
dialectiek van AOS is het wenselijk te streven naar het soort samenleving waarin
beide polen op de meest effectieve wijze samenwerken in de expressie van een zo
hoog mogelijke kwaliteit van samenleving. Als je echter kijkt naar de algemene
sociaal-economische situatie in Afrika, dan moet geconcludeerd worden dat veel
Afrikaanse samenlevingen een stimulans behoeven naar een sterker werkende
dialectiek van AOS, voortkomend uit een stimuleren van de analytische vermogens.
Illustratief is hier bijvoorbeeld Uganda, waar door president Museveni de afgelopen
15 jaar veel geïnvesteerd is in onderwijs. Het resultaat daarvan is niet slechts een land
dat steeds stabieler en moderner wordt en steeds meer buitenlandse investeringen
31 Zie het artikel Slaven zijn goedkoper dan ooit door David Signer, Trouw 8 februari 2003.
32 De medisch epidemioloog David Warndorff onderschrijft ten zeerste de bevindingen van David Signer
en benadrukt, dat een vanuit de cultuur gestimuleerde intensieve promiscuïteit zonder gebruik van
condoom maakt dat juist veel geschoolde opbouwende krachten besmet raken met het HIV-virus.
Nadelig is hierbij de sfeer van afgunst en toverij, die maakt dat besmette mensen de oorzaak zoeken in
vervloekingen in plaats van in riskante seksualiteit. Zie het artikel Waarom heb ìk aids en mijn
buurman niet? door David Warndorff, Trouw, 28 december 2002.
33 Zie het interview met de Zuid-Afrikaanse filosoof Mogobe Ramose door Carolien Ceton in Filosofie
Magazine nov. 2002; het artikel 'Ik ben omdat wij zijn' door Sybilla Claus en Yoram Stein in Trouw
25 jan. 2003; het artikel 'Het begrip waarheid ligt niet vast in de eeuwigheid' door Karin Wesselink
Multined 22 jan. 2003; en het interview met Lovemore Mbigi 'Ik voorspel de Afrikaanse Renaissance'
door Roeland Muskens IS nov. 2002.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
45
aantrekt. Uganda toont ook de opkomst van een ambitieuze generatie van politici,
ondernemers en wetenschappers, die het willen opstuwen naar meer democratie en
ontwikkeling.34
Uganda is trouwens het enige land in deze regio waar men in staat is gebleken de
gruwelijke aidsepidemie tot staan te brengen en zelfs te verminderen. Een belangrijke
rol speelt hierbij de persoonlijke inzet van president Museveni in de voorlichting
tegen de verspreiding van het hiv-virus. De overige staten toonden lange tijd slechts
onverschilligheid en ontkenning - één van de factoren waarom een ziekte als aids zo'n
groot probleem kon worden in Afrika. Andere oorzaken ervan zijn de sterk sociale en
magische kijk op seksualiteit, de grote sociale controle, de hoge status van het moe-
derschap en de specifieke sociaal-economische omstandigheden. Ze maken dat
mensen ondanks hun besef van het grote risico van besmetting vele seksuele relaties
aangaan en daarbij onvoldoende voorzorg treffen. Het gaat dan om bijvoorbeeld het
geloof dat seks noodzakelijk is voor een goede gezondheid; het idee van seks als
bindmiddel in familiaire relaties; de angst voor sociale uitstoting die maakt dat
mensen niet eens willen weten of ze wel of niet besmet zijn; de sterk verhoogde
status van vrouwen die kinderen hebben en die maakt dat ook hiv-geïnfecteerden
kinderen wensen en krijgen; het weigeren van condoomgebruik door mannen omdat
het minder prettig is in het gebruik; het geloof dat sperma goed is voor vrouwen; het
geven van borstvoeding en geen kunstmatige voeding uit angst ontdekt te worden als
hiv-geïnfecteerde en te worden uitgestoten; de uitzichtloze armoede die veel vrouwen
en meisjes de prostitutie in drijft en dwingt tot condoomloze seks; algemeen de veel
grotere macht van mannen als het gaat om geld, seks, condoomgebruik, kinderen,
onderwijs enzovoort.
In het samenwerken van al deze oorzaken kunnen hiv-besmette mensen tientallen
andere mensen besmetten, voordat de ziekte dermate zichtbaar wordt dat seksueel
verkeer niet meer plaatsvindt. Een wending ten goede moet in de sterk hiërarchische
samenlevingen als die van Afrika beginnen bij vooral de persoonlijke inzet van
hoger-geplaatsten, zo stelt Koos Sanders, jarenlang werkzaam als arts in Zimbabwe.
Effectief is het voorgaan van presidenten, chiefs, medicijnmannen en onderwijzers in
de bestrijding van aids. Combineert men dit met een algemene verbetering van de
gezondheidszorg, zodat therapieën niet mislukken vanwege bijvoorbeeld het
ontbreken van medicijnen, dan ontstaat er uitzicht op het beheersen van de aidsepide-
mie.35 Een meer structurele oplossing van dit probleem zal echter pas komen als men
op een veel breder vlak verbeteringen doorvoert. Naast beter onderwijs en
gezondheidszorg gaat het hier natuurlijk ook om verbeteringen in voeding, huisves-
ting, water- en electriciteitsvoorziening, beter sanitair, betere wegen, betere voor-
zieningen van communicatie en informatie enzovoort. Ook kunnen de leefomstandig-
heden drastisch verbeteren met de inzet van moderne technieken als bijvoorbeeld
zonne-energie, druppelirrigatie en sterk warmte-isolerende woningbouw. Met die
34 Zie het artikel "Uganda heeft frisse wind nodig" door Marc Broere, IS januari 2002.
35 Zie het artikel Gezond, trouw en blij door Koos Sanders, Trouw 22 februari 2003.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
46
betere technieken zal men ook in staat zijn de grote rijkdom aan grondstoffen en land-
bouwgronden om te zetten in een breed aanbod van producten, die de eigen bevol-
kingen een betere voeding zullen verschaffen, maar die ook kunnen worden afgezet
op de wereldmarkt. Noodzakelijk voor dit laatste is dan wel dat die wereldmarkt
zodanig is ingericht dat de Afrikaanse landen daar een betere toegang toe hebben.
Verder zal een toenemende economische ontwikkeling investeerders aan-trekken, die
niet slechts goedkope grondstoffen en arbeid zoeken, maar ook kennis en kapitaal
meebrengen en intensieve internationale contacten leggen. Het zal maken dat de Afri-
kaanse landen zich steeds meer zullen openstellen voor deelname aan de wereld-
economie. De koopkracht van de gemiddelde burger zal hierdoor toenemen, zoals is
aangetoond in wetenschappelijk onderzoek.36
Een terechte tegenwerping bij deze economische ontwikkeling is dat zij een
bedreiging vormt voor de rijke Afrikaanse natuur. Onderzoek wijst echter uit dat de
armoede van dit moment een veel grotere kaalslag veroorzaakt dan van beter ont-
wikkelde samenlevingen te verwachten is. Een groter milieubewustzijn is namelijk
nauw verbonden met een hogere scholingsgraad. Scholing zorgt ervoor, dat mensen
beter geïnformeerd worden over hun omgeving en maakt ze mondiger, zodat ze ook
hun wensen daarover beter kunnen uiten en deze kunnen omzetten in politieke
besluitvorming.37
Het zal duidelijk zijn dat een algehele verbetering van de politieke en economische
situatie in de Centraal-Afrikaanse landen een kwestie is van brede aanpak en lange
adem. Belangrijk is daarin echter vooral het onderwijs, want zonder een meer
analytische geest zal men deze verbeteringen nooit willen en kunnen doorvoeren. Het
betreft dan onderwijs, dat niet slechts gericht is op het verwerven van kennis, maar
dat ook leert denken en vragen stellen en dat algemeen gericht is op de activering van
de menselijke creativiteit. Alleen een dergelijk onderwijs zal de mensen opleveren die
de bovengenoemde technieken begrijpen, toepassen en verder ontwikkelen. Je mag
daarbij verwachten dat het immer dreigende gevaar van braindrain, dat namelijk
hooggeschoolden de neiging hebben weg te trekken naar de rijke landen, zal vermin-
deren naarmate de algemene leefomstandigheden verbeteren.
In mijn volgende artikel gaat het eveneens over een krachtig collectivisme. Dan
echter betreft het de expressie van een mentaliteit waarin de analytische vermogens
verder ontwikkeld zijn, wat resulteert in een economisch en staatkundig veel sterker
positie. Ik heb het dan over het Chinees-Japans collectivisme.
36 Zie het artikel Armen worden rijker in Geld en beleggen januari 2003, naar aanleiding van onderzoek
van prof. Xavier Sala-i-Martin van de Amerikaanse Columbia Universiteit; zie ook internet:
foreignpolicy.com, het landen-vergelijkend onderzoek verricht aan Yale University en Colombia
University, februari 2003.
37 Zie foreignpolicy.com, februari 2003.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
47
Natuurlijke theologie gebaseerd op naturalistisch theïsme-1
Ben Crul
In het vorige hoofdstuk is Whiteheads versie van een naturalistisch theïsme
uitgelegd en heeft Griffin betoogd dat, ondanks enige problemen met de visie van
Whitehead, een coherente en consistente versie van dat theïsme kan worden
ontwikkeld. Hij heeft ook laten zien waarom deze versie niet kan worden
afgewezen als te ver verwijderd van de gangbare betekenis van het woord God. In
dìt hoofdstuk 5 bespreekt Griffin de voornaamste redenen om te geloven dat zo’n
goddelijk wezen ook werkelijk bestaat. Daaraan voorafgaand houdt Griffin een
beschouwing over een aantal kenmerken van de procesfilosofische argumentatie
voor het bestaan van God.
1. KENMERKEN VAN DE PROCESFILOSOFISCHE ARGUMENTATIE VOOR HET BESTAAN
VAN GOD
De procesfilosofische argumentatie voor het bestaan van God heeft een aantal
kenmerken waar Griffin op attendeert. Op de eerste plaats wijst hij erop, dat geen
van de argumenten mag worden beschouwd als losstaand van het andere. De
argumenten maken deel uit van wat Hartshorne een 'cumulatief argument' heeft
genoemd. Omdat de samenstellende delen van zo'n argument een zekere
onafhankelijkheid hebben, kunnen ze elkaar ondersteunen en lijken ze niet op de
schakels van een ketting, maar op de strengen van een kabel. Ook benadrukt
Griffin dat het bovengenoemde 'cumulatieve argument' niet mag worden
beoordeeld los van Whiteheads procesfilosofie als geheel. Op de derde plaats
waarschuwt Griffin tegen overdrijving bij het gebruiken van de argumenten die hij
in dit artikel geeft. Hij wil daarmee zeggen dat het slechts de precieze vorm van
het procesfilosofische godsbeeld met zijn bijbehorende cumulatieve argumentatie
is, die, deel uitmakend van Whiteheads fundamentele leerstellingen, in dit opzicht
relevant is. De argumenten die hierna worden besproken, kunnen in de twee vol-
gende soorten worden verdeeld: 1. argumenten die te maken hebben met de funda-
mentele aspecten van het bestaan van de wereld in het algemeen, en 2. argumenten
die specifiek samenhangen met het menselijke ervaren.
2. ARGUMENTEN DIE TE MAKEN HEBBEN MET DE FUNDAMENTELE ASPECTEN VAN
DE WERELD IN HET ALGEMEEN
De fundamentele aspecten waarop Griffin de vijf argumenten van de eerste soort
baseert, zijn: a) de metafysische orde van het bestaan als zodanig; b) de orde die
specifiek is voor onze kosmos, onze wereld; c) het doelgerichte (teleological)
aspect van de orde van onze wereld; d) het opkomen van nieuwheid en e) de
buitengewone schoonheid van de wereld.
Ter verduidelijking twee opmerkingen vooraf. De fundamentele principes van de
metafysische orde die hierna ter sprake komen, hebben betrekking op de totaliteit
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
48
van de werkelijkheid. Voor het woord 'kosmos' gebruikt Whitehead soms het
woord 'kosmisch tijdperk' (cosmic epoch). Hij duidt daarmee het domein van de
werkelijkheid aan, dat wordt gedomineerd door een speciale soort orde. In onze
kosmos, onze wereld, is dat de structurele orde van de natuurwetten. Volgens
Whitehead zijn er, binnen de totaliteit van de werkelijkheid, ook andere werelden
mogelijk. In deel 3 van dit hoofdstuk zal daar nader op worden teruggekomen.
a) Het metafysische argument
Het argument, dat te maken heeft met het bestaan als zodanig is traditioneel het
'kosmologische argument' genoemd. Dit argument, dat het bestaan van de wereld
niet als noodzakelijk beschouwt, maar als toevallig (met andere woorden: de
wereld had er net zo goed niet kunnen zijn), leidde in die traditionele opvatting tot
de conclusie dat het bestaan van de wereld slechts kan worden verklaard door het
bestaan van een goddelijk wezen aan te nemen dat noodzakelijkerwijs bestaat.
Volgens traditionele theologen betekent dit argument dat die noodzakelijkerwijs
bestaande God in alle opzichten noodzakelijk is en dat de wereld in alle opzichten
toevallig of contingent is.
Die zienswijze wordt door procestheïsten niet gevolgd. Immers: de idee, dat God
noodzakelijkerwijs bestaat, betekent volgens hen niet dat God met alle hoedanig-
heden die traditioneel aan hem worden toegeschreven, noodzakelijk is. En - aan
de andere kant - het feit dat onze specifieke kosmos niet noodzakelijk is, hoeft niet
te impliceren dat het bestaan als zodanig van een universum van beperkte wezens
niet-noodzakelijk is. Procesfilosofen verwerpen dan ook het kosmologische
argument in zijn traditionele vorm. Zij menen dat datgene, wat het kosmologische
argument is genoemd, twee van elkaar te onderscheiden argumenten omvat, name-
lijk een echt kosmologisch argument, dat straks zal worden behandeld, en een
metafysisch argument dat Griffin in deze passage bespreekt.
De eerder door Griffin gemaakte opmerking dat de precieze vorm van ieder
argument met de werkelijkheidsvisie van de procesfilosofie en met haar analyse
van 'het ervaren' moet samenhangen, is volgens Griffin met name van toepassing
op het hier bedoelde metafysische argument. In dit verband herinnert hij aan de
cruciale rol die de procesfilosofie toeschrijft aan 'ervarende en beslissende
wezenselementen' (actual entities), die groepsgewijs een gemeenschap vormen en
als zodanig horen bij een 'wezen'. Gedreven door het ultieme verschijnsel
'creativiteit', zijn het deze elementen, die de bouwers zijn van de feitelijke
werkelijkheid doordat ze, feiten en mogelijkheden ervarend, kiezen uit open-
staande mogelijkheden en gebeurtenissen laten plaatsvinden.
Dat kiezen uit de openstaande mogelijkheden gaat gepaard met het nemen van een
beslissing. Zo’n beslissing houdt in dat er, met uitsluiting van de andere
mogelijkheden, gekozen wordt voor een bepaalde mogelijkheid. Met andere
woorden: er vindt een selectieve beperking plaats. Whitehead is tot de conclusie
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
49
gekomen dat de genoemde wezenselementen uit zichzelf over onvoldoende
'niveau' beschikten om te kunnen kiezen voor de selectieve beperkingen, die nodig
zijn geweest om de complexe wereld zoals wij die nu kennen te doen ontstaan.
Zijn metafysische argument is dan ook, dat het bestaan van een altijdig wezen
moet worden aangenomen, dat als formatief element een aanvulling heeft gegeven
op de activiteit van de ervarende en beslissende wezenselementen.
Tot zover deelt Griffin de mening van Whitehead over de hier beschreven
metafysische principes. Hij attendeert echter op het verschil in hen beider opvat-
tingen over het beeld van God als het bovenbedoelde formatieve element. Ik zal
dat verschil in het kort aangeven.
Uit passages in de geschriften van Whitehead concludeert Griffin dat Whitehead
van mening was dat de eerdergenoemde ultieme metafysische principes met
betrekking tot de opbouw van het universum hun oorsprong hebben gevonden in
een beslissing van God. Griffin beargumenteert waarom hij deze mening van
Whitehead niet deelt en waarom hij van oordeel is dat de bedoelde metafysische
principes niet het gevolg geweest kunnen zijn van Gods beslissing en zodoende
van zijn wilsbeschikking, maar dat ze deel uitmaken van Gods altijdige karakter
(eternal essence). Whiteheads mening zou immers de vrije beslissingen van de
wezenselementen aantasten en zou het probleem van het kwaad weer doen
opkomen. Volgens Griffin is Whitehead misleid door zijn beeld van God als een
singuliere actuele entiteit (singular Actual Entity). Evenals Hartshorne stelt Griffin
daar het beeld tegenover van God als 'een altijdige, persoonlijk geordende
gemeenschap van goddelijke, ervarende en beslissende wezenselementen' (divine
actual entities). Kort gezegd vat Griffin zijn metafysische argumentatie als volgt
samen: "Als de zienswijze van de procesfilosofie wordt gevolgd dat het wereld-
proces is verlopen en nog steeds verloopt volgens de hierboven beschreven meta-
fysische principes, kan dat slechts worden begrepen door het bestaan aan te
nemen van een alomtegenwoordig, altijdig wezen; door aan te nemen dat die
principes essentieel behoren tot het karakter van dat wezen en door aan te nemen
dat die principes door alle wereldlijke, ervarende en beslissende wezenselementen
(actual entities) kunnen worden ervaren.
b) Het kosmologische argument
Het kenmerkende van dit tweede argument, dat berust op de structurele orde van
de natuurwetten van onze kosmos, onze wereld, is al summier toegelicht. Volgens
mij zegt Griffin over het kosmologische argument voor het bestaan van God het
volgende: Naast de metafysische principes van het universum zijn in onze kosmos
de natuurwetten algemeen geldig. Zonder de orde die door die natuurwetten wordt
verschaft, zouden de oorspronkelijke elementen zoals electronen, protonen en
fotonen niet tot effectieve gebeurtenissen hebben kunnen leiden. Het in onze
kosmos algemeen geldende karakter van deze natuurwetten leidt tot de aanname
van het bestaan van een primordiaal wezen dat, behalve over een onpeilbare
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
50
wijsheid, over het vermogen beschikt om beslissingen te nemen en om die
beslissingen zó effectief te laten zijn, dat de kosmos zoals we die kennen, tot stand
is gekomen. Het bestaan van onze wereld suggereert derhalve het bestaan van een
wezen met op z’n minst vele van de hoedanigheden, die kenmerkend zijn voor een
algemeen gangbaar godsbeeld.
Hiermee is de essentie van de kosmologische argumentatie weergegeven. Van de
procesfilosofie mag echter worden verwacht dat zij niet alleen een goddelijke
werkzaamheid bevestigt, maar dat ze ook verklaart hoe het kan zijn dat die
werkzaamheid efficiënt is geweest. Met andere woorden, de vraag is hoe die
werkzaamheid kan resulteren in wat we gewoonlijk de 'natuurwetten' noemen.
Whitehead maakt in dit verband onderscheid tussen van buitenaf, dwingend
opgelegde wetten (imposed laws) die verwijzen naar externe relaties, en inwendig
levende, zelfgekozen wetten (immanent laws) die verwijzen naar interne relaties.
Descartes, Newton en Leibnitz dachten, uitgaande van 'substanties' met puur
externe relaties, aan de natuurwetten als dwingend te zijn opgelegd door een
transcendente God. Whitehead, uitgaande van wezenselementen (actual entities)
met hun interne relaties met andere elementen, ziet die natuurwetten niet als
dwingend opgelegd. Zo laat hij ruimte voor de vrijheid van de wezenselementen.
Aangenomen mag worden dat aan dwingend opgelegde natuurwetten altijd exact
zou moeten worden gehoorzaamd. De ontdekking dat de natuurwetten eerder
statistisch zijn dan absoluut, ondersteunt derhalve de opvatting van Whitehead
over het niet-dwingend opgelegde karakter van de natuurwetten.
Whitehead voegt daar evenwel aan toe dat een opvatting, die elk element van
externe beïnvloeding uitsluit, niet adequaat is. Zo'n zienswijze zou het geloof in de
betrouwbaarheid van de natuurwetten hebben ondermijnd en daarom de weten-
schap niet hebben kunnen inspireren. Voorts heeft Whitehead opgemerkt dat, als
elke externe beïnvloeding als mogelijkheid wordt afgewezen, er geen enkele reden
is, waarom de wereld niet zou zijn vervallen tot een wetteloze chaos. Met andere
woorden, volgens Whitehead is er sprake geweest van een externe, niet-
dwingende beïnvloeding (een quasi-imposition).
In een door Griffin aangehaald citaat zegt Whitehead niet alleen dat God in de
wereld het wezen is waardoor er natuurwetten zijn, maar hij legt ook uit hoe naar
zijn mening de natuurwetten door Gods, niet-dwingende invloed tot stand hebben
kunnen komen. Dat komt, volgens Whitehead, doordat alle wereldlijke wezens-
elementen God ervaren en daarbij Gods initiële doelstellingen (Gods raadgevin-
gen) ontvangen. We zouden moeten zeggen, zo suggereert Griffin, dat deze
initiële doelstellingen onder andere zowel de metafysische principes belichamen
die Gods eeuwige karakter weerspiegelen, als de natuurwetten, waartoe God bij de
aanvang van die wereld heeft besloten.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
51
c) Het teleologische of doelgerichte argument
Naast de evidentie van het bestaan van God op basis van de metafysische princi-
pes die algemeen gelden en van de natuurwetten die voor onze wereld gelden, is er
ook sprake van zo'n evidentie vanuit de opwaartse 'trend' van het evolutionaire
proces. De vraag naar het waarom van die opwaartse trend, zo benadrukt
Whitehead, wordt onbevredigend beantwoord door de stelling van het overleven
van de sterksten (the survival of the fittest). Die stelling legt alleen uit waarom
sommige soorten van organismen erin slagen om te overleven. Als overleven
echter het enige doel van de evolutie zou zijn geweest, zou het opkomen van het
leven onverklaarbaar zijn. Leven zelf is namelijk betrekkelijk arm aan overle-
vingskracht. Hogere organismen, zoals otters, walvissen en mensen, zijn zelfs
minder in staat om lang te (over)leven dan laag ontwikkelde organismen zoals
virussen, bacteriën en torren. Het probleem van de evolutie, zo concludeert
Whitehead, is dan ook om te verklaren, hoe het komt dat hogere organismen, met
hun geringe vermogen om te overleven, zich ooit hebben kunnen ontwikkelen.
Whiteheads antwoord is, dat het evolutionaire proces voortgedreven is door een
ander criterium dan louter het overleven., en wel door het criterium van het
ontstaan van wezens met een grotere intrinsieke waarde (intrinsic value), een
waarde waarbij harmonie en bewust ervaren samengaan.
Het teleologische argument dat de ordening in de natuur de realisatie vormt van
een goddelijk doel, wordt tegenwoordig het argument van het ontwerp (the
argument from design) genoemd. Dit is nu juist de uitdrukking voor het soort
goddelijke, opgelegde invloed dat door de procesfilosofie wordt verworpen. Dit
argument, waartegen Darwin zich richtte, is bekend als het antropisch principe
(anthopric principle) waarvan één van de versies stelt, dat de fundamentele wetten
van de natuur waren gericht op het ontstaan van de mens. Whitehead nuanceert dit
principe in zoverre dat hij meent dat die wetten gericht waren op het voortbrengen
van 'leven'. Met nadruk verwerpt hij de opvatting dat een almachtige, externe God
levenvoortbrengende wetten heeft opgelegd aan een uit het niets geschapen
wereld. Het platonische model van de overreding is volgens Whitehead nodig om
de onmiskenbare trend naar orde te verklaren.
Griffin gaat vervolgens in op de achtergrond van het evolutionaire proces. Hij
wijst er in dat verband op, dat het Gods streven naar orde is dat het ontstaan
bevordert van gemeenschappen met hun ervarende wezenselementen en ertoe
bijdraagt dat die wezenselementen komen tot een hogere 'intrinsieke waarde'
(intrinsic value), dat wil zeggen een waarde waarin harmonie en intensiteit
samengaan. (In hoofdstuk 6 gaat Griffin op het evolutionaire proces nader in).
d) Het argument ontleend aan het aspect 'nieuwheid'
Het argument ontleend aan het aspect ‘nieuwheid’ dat zich vooral in de evolutie
heeft gemanifesteerd, is nauw verwant aan het teleologische argument. Binnen de
procesfilosofie betekent het opkomen van nieuwheid in het bijzonder de
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
52
realisering van mogelijkheden die voordien in de wereld nog niet door de wezens
(door hun wezenselementen) waren verwerkelijkt. Whitehead heeft erop gewezen
dat, op grond van het ontologische principe (het zijnsprincipe) die mogelijkheden
al 'ergens' moesten zijn om relevant te kunnen worden voor de wezenselementen
door wie ze tot 'feiten' zijn gemaakt. Omdat ze nieuw waren, konden ze voor die
tijdelijke wezenselementen en voor de wezens waar die elementen bij hoorden,
nog niet bestaan. Dit heeft hem tot de argumentatie gebracht dat er een altijdig
wezen, een God, moet zijn voor wie al het mogelijke als zodanig bestaat.
Ter vermijding van misverstand wil ik daaraan toevoegen, dat Whitehead niet
heeft bedoeld dat de mogelijkheden door God zijn gemaakt. (Dan zou God ook
voor het kwaad verantwoordelijk zijn). Naar ik veronderstel, is er in dit opzicht
een relatie met het ultieme kenmerk van de werkelijkheid: de creativiteit.
Afhankelijk van de actualiteit zijn de mogelijkheden ook voortdurend anders. God
kent de mogelijkheden. Hij heeft een onbeperkt inzicht in dat domein.
In zijn analyse van het menselijk ervaren, (helder beschreven door Hosinski in zijn
boek Stubborn fact and creative advance, Nederlandse titel Wat gebeurt er in
Gods naam?) heeft Whitehead uiteengezet dat, in zijn visie, de wereldlijke,
ervarende en beslissende wezenselementen (acual entities) Gods initiële raadge-
vingen (initial aims) ervaren en, als ze daarvoor kiezen, kunnen laten gebeuren.
Daarmee heeft Whitehead laten zien hoe het aspect van 'nieuwheid' de orde in de
wereld heeft kunnen kenmerken en van cruciale betekenis heeft kunnen zijn in het
proces van de evolutie. Met betrekking tot het doel van die evolutie heeft White-
head dan ook gezegd, dat orde en nieuwheid niet anders zijn dan de instrumenten
van Gods initiële doelstellingen, gericht op het intensiveren van de 'rechtstreekse
betrokkenheid' (formal immediacy) van de wereld bij de verwerkelijking van zijn
visioen.
e) Het argument ontleend aan het aspect van buitengewone schoonheid
De schoonheid van de wereld is al vaak beschouwd als basis voor een argument
voor het bestaan van God. Met name onder invloed van het neodarwinisme is dit
argument genuanceerd door te verwijzen naar een buitengewone (excessive)
schoonheid, dat wil zeggen een schoonheid die uitgaat boven de schoonheid die
verklaard schijnt te kunnen worden met de theorie van het neodarwinisme. Dat is
namelijk een utilitaire, functionele theorie die de verschillende aspecten van de
evolutie verklaart in termen van hun bijdrage tot de geschiktheid van organismen
om te overleven. Veel aspecten van schoonheid kunnen daarmee inderdaad
worden verklaard. Na al die verklaringen is er echter nog veel schoonheid over die
om een andere verklaring vraagt. Griffin verwijst in dit verband naar uitspraken
van Steven Weinberg. Deze natuurkundige spreekt ook over de schoonheid in de
wereld die uit utilitair standpunt onnodig, met andere woorden, excessief is. Hij
neemt echter afstand van de idee om deze schoonheid aan God toe te schrijven,
omdat die God dan ook verbonden zou moeten worden met ziekten als kanker
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
53
en…met de holocaust. Dit is een goed voorbeeld van de tweeslachtigheid waar het
beeld van een bovennatuurlijke God toe leidt. Uitgaande van de procesfilosofische
visie van Gods invloed op de wereld kan die buitengewone schoonheid echter wèl
beschouwd worden als een argument voor het bestaan van een God, wiens
schoonheid wordt weerspiegeld in de buitengewone, niet utilitair verklaarbare
schoonheid van de wereld. Griffin stelt dat dit argument vooral van toepassing is
op het procestheïsme, omdat Whitehead het esthetische karakter daarvan heeft
benadrukt.
VOOR U GELEZEN:
Maarten Coolen en Koo van der Wal, red. "Het eigen gewicht van de dingen -
Milieufilosofische opstellen" - Uitg. Damon bv, 220 blzz. , € 16,90
De milieufilosofische opstellen in dit boek zijn het resultaat van vijf jaar in telkens
vijf sessies debatteren door docenten aan diverse universiteiten in onder meer
filosofie, antropologie en theologie, t.w. Maarten Coolen (1943), Ton Lemaire
(1941), René Munnik, Angela Roothaan (1960), Koo van der wal (1934), Hub
Zwart (1960) en Wim Zweers (1937).
Ieder op hun wijze geven zij de samenhang aan tussen de destructie van de natuur
en het moderne denken. Volgens Ton Lemaire zijn de milieuproblemen een
gevolg van het humanisme. Dit heeft de mens in het centrum van de natuur
geplaatst. Allengs heeft antropcentrisme ertoe geleid, dat men het oog verloor
voor het sublieme, het heilige, dat zowel aantrekt als angst inboezemt, het
mysterium fascinans ac tremendum. Ook volgens René Munnik is de milieupro-
blematiek in wezen metafysisch van aard. Hij onderbouwt die stelling met een
prachtig verhaal over zijn gehechtheid aan een 'uurwerk' van geringe waarde, dat
al geruime tijd in de familie wordt doorgegeven. De 'bewaarwaardigheid' van de
dingen, aldus Munnik, wordt niet bepaald door economische, technische of weten-
schappelijke criteria. Nee, de dingen hebben deze verworven door hun duur, door
het verhaal erachter, hun eigen gewicht. Dit houdt in dat wij niet zo zeer moreel,
maar ontologisch verantwoordelijk zijn voor het doorgeven ervan. Hoe autonomer
de mens zichzelf echter ziet en de dingen denkt te beheersen, hoe meer het eigen
gewicht van de dingen wordt miskend. De milieuproblemen worden dan ook
vergroot naarmate men denkt ze louter rationeel te kunnen oplossen. Maar er is
hoop. Munnik komt tot een mijns inziens teilhardiaanse conclusie als hij schrijft:
"Er schuilt geen tegenstrijdigheid in de gedachte dat het autonome subject dermate
autonoom zou kunnen worden, dat het de onthechtigspraktijk van de moderniteit
als een last gaat ervaren waarvan het zich wil bevrijden en dat het zich gaat
toewenden tot de dingen die het niet kan verantwoorden noch kan produceren,
zoals het gewicht van de dingen". Teilhardiaans in deze gedachte is, dat in het
evolutieproces de omslag naar het nieuwe plaatsvindt als een structuur tot barstens
toe verzadigd is van het oude. Dit boek draagt tot die omslag bij als wij in deze
hektische tijd het geduld en de rust kunnen opbrengen het aandachtig te lezen.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
54
Holisme als basis voor duurzame ontwikkeling
Wouter Fellendans, Arnold Fellendans
Introductie
Het Charter van de Club van Rome vermeldt sinds 1972 de need to cultivate the
HOLISTIC approach. Wie een encyclopedie opslaat om na te gaan wat de notie
holistisch oorspronkelijk betekent, leest dat de Zuid-Afrikaanse politicus, militair
en wetenschapper Jan Christiaan Smuts het woord holisme in 1926 introduceerde.
Smuts is echter bekender geworden als een belangrijke politieke adviseur van
Churchill tijdens WO 2 en nog meer als één van de oprichters van de Verenigde
Naties. De preambule van het handvest van de VN is vrijwel gelijk aan het
concept dat Smuts daarvoor schreef. Aangezien holisme de visie van Smuts op de
diepste aard van de natuur was, is de aard van de VN, zonder dat men dat beseft,
mogelijk ook holistisch. De Club van Rome duidt echter niet op de diepste aard
van de natuur, maar gebruikt het begrip meer in de sfeer van 'de wereld als één
geheel moeten zien'.
De visie van Smuts op de aard van de natuur is dat een geheel meer kan zijn dan
de som van zijn delen, maar niet doordat er iets aan de delen als lijm is
toegevoegd, maar door hun intense interactie door zorgvuldige onderlinge
communicatie. Door de interactie van cellen in een organisme krijgen zij samen
meer betekenis voor elkaar en voor hun omgeving, namelijk in de vorm van het
proces dat wij 'leven' noemen.
Deze opvatting over wat leven eigenlijk is, wordt door biologen tegenwoordig vrij
algemeen onderschreven. Volgens Smuts kan intense interactie ook tussen
organismen plaatsvinden, of tussen groepen van organismen en dus tussen
groepen van mensen of volkeren. Als het hun lukt om veel interactie te bewerk-
stelligen, kunnen zelfs zeer verschillende volkeren toch samen een waardevol
geheel vormen, maar zonder dat het de vanzelfsprekende harmonische werking
van een organisch geheel krijgt. Als de VN het klaarspelen om de onderlinge
communicatie van landen op gang te houden is er een kans dat WO 3 wordt
voorkomen. Daarmee zou de VN het doel van Jan Smuts dienen.
Wouter Fellendans had contact met de filosoof professor Hans Achterhuis over
diens opvatting van de betekenis van het woord 'holistisch', zoals die uit De
Erfenis van de Utopie blijkt. Achterhuis heeft geen kennis genomen van het
denken van Smuts en het woord 'holistisch' met het 'totaal', dus met totalitair
geassocieerd. Arnold Fellendans heeft zich verdiept in de collectieve ontwikkeling
van siertelers en in hun intense interactie de kenmerken van een geheel kunnen
vinden.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
55
SMUTS EN MORE
Wouter Fellendans
Regenwoud
Hoe wonderlijk verwevenheid van leven leidt
tot evenwicht in één geheel met één gezicht,
maar evenveel gezichten ook als delen,
en als delen samen delen in lagere gehelen.
Ecologisch rekenen:
één en één een nieuwe één,
en nog een één is weer een één
en één is nog een één;
en de hoogste één is oneindig
schoon.
De delen zijn ondergeschikt aan het geheel; van bovenaf wordt een beperkte
ontplooiingsvrijheid opgelegd. Het individu strak in het gareel, ten dienste van het
collectief. En daar schuilt het gevaar in van utopieën: in de geschiedenis hebben
beschrijvingen van de ideale samenleving aangezet tot totalitaire regimes, waar al
wat het welzijn van het geheel bedreigde moest worden weggezuiverd. De goede
bedoelingen van Thomas More ten spijt: zijn koning Utopos, die het ideale rijk
Utopia maakte, werd vlees en bloed in Stalin en Mao.
Zo boodschapt het fascinerende boek De erfenis van de utopie van Hans
Achterhuis. De diepgaande studie vergelijkt verscheidene utopieën en brengt deze
in verband met maatschappelijke ontwikkelingen. Holistische blauwdrukken ont-
wierpen de utopisten, perfectie van het geheel door de elementen tot in detail in
een structuur te vangen. Maar met hun literaire uitingen van maatschappelijke
misstanden, contrasterend een maakbare ideaalstaat voorspiegelend, inspireerden
idealisten als More tot het verkeerde: gewelddadige onderdrukking in totalitaire
regimes.
Verbazing
De boodschap is duidelijk, maar waarom wordt in deze studie holisme in verband
gebracht met het opleggen van bovenaf? Bepaald niet conform de filosofie van de
Zuid-Afrikaanse generaal Jan Christiaan Smuts, zoals hij haar in de jaren twintig,
ondanks alle drukte van zijn politieke werkzaamheden, haastig ontvouwde in zijn
Holism and Evolution.
Kern van het boek is wat Smuts de vera causa, 'de ware oorzaak' van de evolutie
noemt: het gegeven dat in de natuur steeds complexere gehelen ontstaan. Van
atoom tot molecule, van molecule tot cel, van cel tot meercellig organisme. Maar
ook organismen in onderlinge afhankelijkheid, met regenwoud of koraalrif als
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
56
fascinerende voorbeelden van grote schoonheid. En zeker zo fascinerend en
schoon vaak de gehelen van mensen: dichtbij in relaties van liefde en vriendschap,
of ver weg in wat een global village zou heten.
Fundamenteel element in het concept van het geheel is volgens Smuts dat de delen
"so close, intimate and unified" zijn, dat "the characters and relations and
activities of the parts are affected and changed by the synthesis" (Smuts, pag 122).
Het zuurstofatoom vertoont gebonden aan een tweede zuurstofatoom heel andere
eigenschappen dan gebonden aan twee waterstofatomen. Of - aanzienlijk comple-
xer - de mens, die vanaf de geboorte, of eerder, door invloeden uit de omgeving
voortdurend wordt gevormd, net zoals hij in deze voortdurende interactie zijn
omgeving mede vormgeeft, ook al beseft hij het laatste vaak minder in een cultuur
waar lot of God of al het andere hoog en onaantastbaar de loop der dingen bepaalt.
Met dit concept van het geheel is niet gezegd dat de delen in het geheel hun
identiteit verliezen, ondergeschikt zijn aan het geheel, zoals het geval is met
utopieën. Het holisme gaat juist uit van de delen en laat deze in interactie een
zekere identiteit van het geheel bepalen. Ongetwijfeld gaan in de interactie op zeer
verschillende niveaus vrijheden verloren, maar dit toe te schrijven aan een hoger
wezen van het geheel is omkering van het evolutionaire proces.
En toch, toch wordt ook in Smuts' holisme van bovenaf de wet voorgeschreven,
maar het is een wet die alle ontplooiingsvrijheid aan de delen samen laat. Het is de
zon die de randvoorwaarden instraalt waarbinnen de natuur in al haar schoonheid
kan evolueren. De tweede hoofdwet van de thermodynamica leert dat de
complexiteit van een gesloten systeem door energieverbruik afneemt. Toename
van complexiteit in een open systeem vraagt dus om toevoer van energie. Zo kan
de zon aangewezen worden als de bron achter de evolutionaire toename van
complexiteit: de zon verschaft het open systeem Aarde de energie die toename van
complexiteit, de groei naar complexere gehelen, mogelijk maakt.
Een ijstijd echter, of een aardbeving, of een atoombom, toont juist een sterke
afname van complexiteit, het uiteenvallen van gehelen, toename van chaos. Het
maakt duidelijk dat de evolutie niet een continu proces is van toename van
complexiteit; zoveel beweert ook de thermodynamica niet. De opgeslagen energie
kan zomaar in de oneindigheid van de kille ruimte verdwijnen. Maar steeds blijft
de zon energie leveren die nieuw leven mogelijk maakt, die een evolutie van delen
naar gehelen mogelijk maakt.
De thermodynamica laat daarmee de mens vrij zijn eigen leefomgeving te
verwoesten. Geheel conform het evolutionaire spel van survival of the fittest lijkt
het handelen van de mens, als hij streeft naar steeds meer, streeft naar groei, op dat
van een woudreus die met zijn buren strijdt om het hoogste licht, of ieder ander
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
57
organisme van het regenwoud dat zich slechts ontwikkelt uit eigenbelang. En de
mens is nogal goed geworden in dat spel.
Maar ook is de mens, dankzij de evolutie van zijn intellect, in staat de gevolgen
van zijn handelen in te zien. Een strijd van eeuwen maakte het regenwoud tot dat
wat wij ervaren als een harmonieus geheel. Maar harmonieus is het slechts bij de
gratie van de geleidelijkheid van de ontwikkelingen. De mens nu ontwikkelt zich
zo veel sneller dan de rest van het wereldecosysteem, dat veel andere organismen
en het systeem als geheel niet de tijd hebben om mee te ontwikkelen. Echter, de
consequenties daarvan in te kunnen zien, zich een beeld te kunnen vormen van een
mogelijke toekomst en naar aanleiding daarvan het eigen handelen bij te stellen, is
alleen de mens gegeven. Het is dan in het verlengde van de egoïstische struggle to
survive om een toekomstbeeld dat voor het eigen bestaan bedreigend is te vertalen
in een streven thans naar harmonie met de omgeving.
Wanneer het toekomstbeeld minder direct bedreigend is voor eigen lijfsbehoud,
dan is de mens, sociaal dier, als enige in staat te communiceren met het gehele
systeem waarvan hij deel uitmaakt. Dat biedt hem de gelegenheid zich het welzijn
van dat systeem als geheel, of slechts van andere individuen in dat systeem, in
heden of toekomst, aan te trekken. Met hetzelfde effect van het handelen als het
bijstellen ten behoeve van harmonie: het streven naar een sustainable
development, duurzame ontwikkeling. Zou dit bewustwordingsproces, het breken
met het rechtlijnig survival of the fittest, de evolutionaire stap zijn die de mens pas
werkelijk van de rest van de natuur onderscheidt? Bewust groeien naar een hechter
geheel.
De betekenis van het begrip holisme is sinds Smuts geëvolueerd in vaagheid.
Ondanks de kennis van de oorsprong van het begrip refereert Hans Achterhuis
uitdrukkelijk niet aan Smuts, zo liet hij mij weten. Zijn context van onvrijheid, van
het gedetailleerd voorgeschrevene, de link naar de totalitaire regimes, geven
holisme in zijn werk een onsympathiek karakter, waar het in het oorspronkelijke
verband met de evolutie juist plezierige associaties oproept.
Alles voorgeschreven, van bovenaf bepaald, of vrijheid en ontwikkeling van
onderaf? More beschreef een volmaakte samenleving, een eindstadium, een
stabiele toestand. Maar hoeveel bewondering de volledige beschrijvingen in het
vroeg-zestiende-eeuwse werk ook losmaken, net als Achterhuis zou ik in Mores
ideale eilandrijk niet willen wonen. Is Utopia in haar volmaaktheid spanningloos
saai, Smuts daarentegen laat een dynamisch creatief proces verrassingen brengen.
En in dat creatieve proces, dat hij holisme doopte, past het hartstochtelijk streven
naar harmonie in het complexe geheel, naar duurzame ontwikkeling. Tot het einde
van de zon kan daar nog oneindig veel schoonheid uit voortkomen.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
58
EEN MANIFESTATIE VAN HOLISME-I
Arnold Fellendans
Nieuws uit het Westland
In 1997 hoorde ik tijdens gesprekken met zeven Westlandse siertelers dat zij met
smart zaten te wachten op de komst van kooldioxide van Shell, die via een
pijpleiding vervoerd ging worden. Dat zou de gevarieerdheid van hun samenwer-
kingsmanieren verder vergroten.
De complexiteit van hun samenwerkingsrelaties was sinds 1994 ingrijpend
vergroot. Toen had de milieutechnoloog professor Lucas Reijnders vlak voor
moederdag met een bericht in de Westlandsche krant de bloemkwekers veel
opwinding bezorgd. Hij beschuldigde hen er in feite van dat zij milieumisdadigers
waren. De telers besloten niet op zijn beschuldigingen te reageren. Zij wisten best
dat ook voor hen, net als voor ieder ander, de tijd was gekomen dat zij iets aan het
milieu moesten gaan doen en wachtten nu tot er iemand het initiatief nam.
Toen één van hen, Jan Kouwenhoven, toch met Reijnders ging praten, ontdekte hij
dat hij tegen diens beschuldigingen geen enkel verweer had. Kouwenhoven kon
400 collega's ervan overtuigen dat zij onmiddellijk gegevens over hun gebruik van
energie, gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen moesten verzamelen om
samen deze beschuldigingen te kunnen weerleggen. Zij zagen in de computer-
lijsten tot hun verbazing dat er grote verschillen waren in hun verbruikscijfers. Dat
betekende dat zij van elkaar konden leren en daardoor geld besparen, maar ook dat
Reijnders anders heel gemakkelijk een kopersstaking tegen hen zou kunnen
organiseren.
De 400 siertelers startten toen het Milieu-Project Sierteelt (MPS) en hebben hun
bestaande samenwerking verdiept, wat meteen tot besparingen leidde. Ze gingen
ook samen op zoek naar geheel nieuwe werkmethoden om hun slechte invloed op
het milieu nog meer te beperken. Zij zochten die niet alleen binnen hun eigen
bedrijfstak, maar ook grensoverschrijdend, zoals in de tuinbouw. Daar kregen ze
eerder dan zij het idee om kooldioxide van Shell te betrekken.
Het Milieu-Project Sierteelt telt nu 4500 Nederlandse en 500 buitenlandse leden.
Samen hebben zij het MPS-A-milieukeurmerk geformuleerd. Door het in de pas te
houden met de ontwikkelingen van hun werkmethoden zal dat keurmerk niet
kostenverhogend werken en dus een steeds breder draagvlak kunnen krijgen. Dat
betekent dat zij hun welbegrepen eigenbelang steeds scherp in de gaten houden,
zodat de continuïteit van hun onderneming niet in gevaar komt, terwijl zij zich
collectief toch steeds beter gedragen.
De basis van hun nieuwe samenwerking berust op wederzijdse controle, verricht
door onafhankelijke keuringsinstanties, van de milieueisen die de telers zelf met
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
59
elkaar formuleren. Om nieuwkomers de gelegenheid te bieden om 'in te stappen'
zijn er ook pakketten met minder strenge milieueisen geformuleerd, die de nieuwe
MPS-leden geleidelijk kunnen doorlopen. Omdat steeds meer grote afnemers,
zoals grootwinkelbedrijven in Engeland, uitsluitend bloemen gekweekt door MPS-
A-telers willen verhandelen, zullen de nieuwkomers zich zo snel mogelijk moeten
ontwikkelen.
In het paviljoen van MPS op de Floriade in juni 2002 kreeg een aantal siertelers
voor het eerst een sociaal certificaat. Dat houdt in dat een onafhankelijke
keuringsinstantie heeft vastgesteld dat de sociale omstandigheden van hun
bedrijven volgens de vereiste nieuwe standaarden zijn. Daarmee kunnen deze
telers zich met recht en reden maatschappelijk verantwoorde ondernemers
noemen.
Maatschappelijk verantwoorde ondernemers
Toen ik kort na mijn gesprekken met de zeven siertelers professor Reijnders om
zijn mening over de siertelers vroeg, zei hij dat zij weliswaar nog een lange weg
hebben te gaan, maar dat zij voor hun inspanning toch al wel een compliment
verdienen. Hij betreurde het dat de pers zo weinig aandacht aan deze ontwikkeling
geeft. Mijn poging om daarna de aandacht van het ministerie van landbouw voor
deze positieve ontwikkeling van een snel groeiende groep mensen te vangen
leidde tot een afwijzende reactie. Men had in het ministerie niets bijzonders in de
sierteelt ontdekt.
Inmiddels is daarin een grote verandering gekomen. Men weet nu in het ministerie
dat de siertelers een belangrijk voorbeeld vormen van wat tegenwoordig maat-
schappelijk verantwoorde ondernemers worden genoemd. Het congres Maat-
schappelijk verantwoord ondernemen, mode of must?, dat het ministerie in april
2002 organiseerde, heeft daar zeker aan bijgedragen. Wie het SER-advies over
maatschappelijk ondernemen leest en begrijpt wat Jan Smuts met holisme
bedoelde, herkent dat een maatschappelijke ondernemer door zijn sterk vergrote
aandacht en respect voor alle factoren in zijn omgeving (alle stakeholders), een
holistic approach heeft. Dat de ondernemer het recht houdt om zich op zijn eigen
manier te ontwikkelen en zijn welbegrepen eigenbelang zo goed mogelijk te
behartigen is niet strijdig met het denken van Smuts, maar is daar juist zeer
essentieel in. Datzelfde is dan ook een essentie van de Verenigde Naties.
Holistisch denken
Toen de siertelers van het Westland eenmaal echt voor de onplezierige prikkel van
buiten door Lucas Reijnders open waren gaan staan, kwam er door initiatieven van
een 'groot aantal delen' vanzelf een integrale reactie. Eerst was er even een neiging
tot ontkenning, maar doordat de gegevens per sierteeltbedrijf samen onverwacht
een geheel met betekenisvolle informatie werden, herkenden de telers tegelijk de
noodzaak om te veranderen en een zinvolle en zelfs prettige manier om zich aan te
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
60
passen. De telers namen daarmee ieder voor zich de volle verantwoordelijkheid
voor hun eigen bestaan. Zij begrepen dat er geen enkele hogere macht was die hen
zou helpen. Tegelijk ontstond er bij hen ook een gezamenlijke verantwoordelijk-
heid voor de omgeving, maar dat leidde toch niet tot het oprichten van een
overkoepelend geheel, dat totalitaire regels moest stellen.
Door de onderlinge samenhang van grote èn kleine ontwikkelingsstappen ontstond
een ontwikkelingsproces dat grensoverschrijdend plaatsvindt, in intense samen-
hang met de omgeving. Talloze toeleveringsbedrijven varen wel bij het succes van
de sierteelt. De siertelers dringen zich niet op aan andere branches, maar kunnen
met hun collectieve resultaten laten zien dat zij, ook nu de economie achteruit-
gaat, van een collectief succes mogen spreken. Het is de rol van het ministerie van
landbouw om dit voorbeeld aan andere agrarische branches voor te houden.
Zelfordenende processen hebben de ruimte gekregen om uiterst complexe
problemen zonder simplificering - dus zonder een truc van een adviseur - langs
natuurlijke weg toe te passen en tot een bruikbare en breed aanvaardbare oplossing
te brengen. Het is jammer dat sommige milieuorganisaties, het gros van de
andersoortige bedrijven en vermoedelijk de hele overheid nog helemaal niet
begrijpen dat dit soort zelfordenende processen een absolute voorwaarde zijn om
sustainable development economisch haalbaar te maken. Als zij deze essentie
blijven ontkennen, zullen er telkens opnieuw utopieën beginnen, waardoor de
energie van talloze mensen steeds weer verkeerd wordt besteed.
Verdere informatie over de sierteelt kan helpen om nog meer inzicht te krijgen in
wat 'holistisch denken' betekent. De siertelers hebben namelijk inmiddels nog veel
meer ervaring gekregen met zelfordenende processen.
De historische basis
Na zijn bezoek aan Reijnders kon Kouwenhoven snel de 'verdediging' tegen deze
milieutechnoloog organiseren. Na de verrassende uitkomst van de milieucijfers
konden de siertelers snel van elkaar leren en nieuwe werkmethoden ontwikkelen.
Die twee snelle stappen waren alleen mogelijk door de cultuur van de telers en
doordat zij al jarenlang een 'lerende organisatie' waren. Hun cultuur was al
generaties lang een bloeiende netwerkcultuur, waarvoor familiebanden een
belangrijk element vormden. Ook was essentieel dat de siertelers één doel gemeen
hadden: sierteler blijven.
Met de steun van het ministerie van landbouw waren zij begin jaren tachtig al een
grote collectieve lerende organisatie geworden. Zij trainden zich in uiterst efficiënt
samen leren in zeer uiteenlopende onderwerpen. Het milieu had echter jarenlang
geen betekenis gehad, maar toen het belang van het milieu eenmaal herkend was,
kon de onplezierige prikkel van buiten snel omgezet worden in een stimulerende
prikkel die uit hen zelf kwam. Zij konden zich daardoor onafhankelijk maken van
hun omgeving en bovendien was er bij hen sprake van een 'kennisorganisatie'. De
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
61
telers leerden zó goed om relevante informatie aan elkaar door te spelen, doordat
ze precies weten waar een ander behoefte aan heeft, dat er weinig kans is dat zij
ooit een 'informatie-infarct' zullen krijgen. Dat gevreesde verschijnsel kan
namelijk het gevolg zijn van het feit, dat men tegenwoordig steeds meer en steeds
sneller informatie ontvangt. In grote bedrijven probeert men om in de kennis-
economie overeind te blijven door grote computerbestanden te organiseren, waarin
iedereen zijn ervaringen en kennis moet onderbrengen. Ondanks het mooie doel
blijkt dit altijd een utopie, omdat mensen er zelden voldoende belang aan hechten
hun energie te gebruiken om anderen op de hoogte te houden met wie men geen
intense binding heeft. Onder de siertelers gaat kennisverspreiding vanzelf door de
vele raakpunten en gevarieerde manieren van informatieuitwisseling binnen het
geheel en door het grote aantal raakpunten van de delen met de hele omgeving. De
intense informatieuitwisseling is een product van hun collectieve ontwikkelings-
proces.
Een tweede onplezierige prikkel
In 1995 kregen de kwekers voor het eerst te maken met import van grote hoeveel-
heden bloemen uit Afrika, die hun eigen veiling, 'Bloemenveiling Holland' in
Naaldwijk en Bleiswijk, ging veilen. Dat was dus de tweede onplezierige prikkel
uit hun omgeving die de telers kort na elkaar ervoeren, en ook deze keer was er
eerst een neiging tot ontkenning. Zij dwongen Jac Teelen, de directeur van de
veiling, en Bram van Marrewijk (†), voorzitter van de Coöperatieve Veiling-
vereniging, om een maximum aan deze handel te stellen, ook al voorspelden die
twee uitdrukkelijk dat er voor deze bloemenstroom andere handelskanalen zouden
komen.
Een jaar later erkenden de kwekers dat van Marrewijk en Teelen gelijk hadden
gehad: de invoer van bloemen uit Afrika was met 'beheersen' niet tegen te houden.
De kwekers besloten toen om een toekomstverkenning te verrichten. Zij spoorden
in een aantal werkgroepen alle omgevingsfactoren op, die voor hen misschien van
belang waren. Voor al die factoren bedachten zij in wat voor soort scenario's zij
een rol konden gaan spelen. Zij bekeken ook welke rol zij zelf voor hun hele
omgeving hadden, dus wat eigenlijk al hun relaties waren met al hun
omgevingsfactoren. Er was niemand die zich van dit zelfordenende proces de
baas kon noemen en er werd ook geen enkele steun van adviseurs ingezet. Hun
drang om te overleven veroorzaakte een nog sterkere cohesie dan er al was. Door
niet in slechts aan één werkgroep deel te nemen, voorkwamen zij, ondanks de
bedreigende situatie, dat zij slachtoffer werden van kokerdenken. Zij deden een
vol jaar over deze studie, waarbij alle omgevingsfactoren zeer zorgvuldig
onderzocht werden.
Het belangrijkste nieuwe inzicht dat zij kregen, was dat zij zelf geen enkele directe
relatie met consumenten hadden, omdat de groothandel hen afschermde. De
siertelers besloten zelf die nieuwe verbinding met consumenten te maken door
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
62
individueel contacten te leggen. Verder hadden zij door het 'Milieu-Project
Sierteelt' al ervaren hoe leuk het was om uiterst intensief samen te werken om
nieuwe werkmethoden te bedenken, die nuttig waren om het milieu en zichzelf te
behouden. Zij hadden ontdekt dat zij samen nog creatiever waren dan in hun
vroegere netwerkcultuur. Die plezierige ervaring wilden zij graag intensiveren
door nog veel meer te gaan samenwerken. Zij gingen op zoek om dat plezierige
gevoel steeds opnieuw te beleven. Hun processen begonnen steeds meer
reciproque, d.w.z. wederkerig te worden, een kenmerk van alle levensprocessen.
Om intenser te kunnen samenwerken organiseerden zij allerlei studieclusters, niet
alleen om betere milieumethoden te ontwerpen en te beproeven, maar ook om
nieuwe kweekmethoden en nieuwe plantensoorten te ontwikkelen. Ook al
formuleerde één van de telers die ik sprak als het effect van die ontwikkeling, dat
zij tegenwoordig 'echt voor elkaar door het vuur gaan', hun onderlinge
concurrentie is toch behouden gebleven. Dat gebeurt door de clusters met zorg
samen te stellen. Er is bovendien een sterke sociale bewaking doordat kwekers,
die in de studieclusters niet genoeg bijdragen, eruit worden gezet. Iedereen zorgt
er echter wel voor dat hem dat niet overkomt, want het geeft een enorm prettig
gevoel om een onderdeel van zo'n ontwikkelend geheel te zijn. Al geeft die
verbinding hun als individu dus minder vrijheid, de vrijwilligheid en het genoegen
om samen te werken maken, dat men dat helemaal niet als een beperking van
vrijheid ervaart.
Sommigen gingen nog verder met hun samenwerking. Zij sloten zich aaneen tot
kleine coöperaties, waarin de één de gezamenlijke inkoop ging regelen, een ander
een klein uitzendbureau oprichtte en anderen nog weer andere specialisaties op
zich namen. Door hun intense, complexe en dynamische samenwerking en specia-
lisaties begonnen zij samen steeds meer op een levend organisme te lijken.
De typisch individualistische cultuur van duizenden zelfstandige kleine onder-
nemers veranderde als vanzelf in een cultuur waar intense samenwerking zelfs de
boventoon begon te voeren. Er begon vanzelf een nieuw geheel te ontstaan dat
steeds meer betekenis kreeg voor de delen, die mentaal veel dichter bij elkaar
kwamen. Door die verbindingen en door hun enthousiasme werden hun relaties,
hun activiteiten en zelfs hun individualistische karakter beïnvloed en veranderd.
De siertelers hoefden daarvoor niet te weten wat volgens Jan Smuts de essentie
van een geheel is, zoals Wouter Fellendans dat hiervoor aangaf. Die essentie van
een geheel ontdekten zij zelf en vanzelf.
Wat in de natuur tussen moleculen kan plaatsvinden, wanneer zonlicht een plant
helpt om van simpele moleculen veel complexere en energierijke moleculen te
maken, gebeurt hier tussen mensen. De stroom van prettige ervaringen heeft de
kwekers aangezet om niet alleen energie in zichzelf, maar ook in elkaar te steken.
Daardoor ervaart ieder die meedoet de reciproque prettige invloed van hun nieuwe
geheel, dat door hun activiteiten steeds meer wordt versterkt. Dat gebeurt niet door
een invloed van een hoger niveau, dat komt alleen door meer soorten dynamische
verbindingsprocessen tussen de delen.
GAMMA, JRG. 10 NR. 2 - APRIL 2003
63
Pro-GAMMAatjes (zie ook p. 33)
Colloque International Teilhard de Chardin 2003: Chine: 12 octobre
2003 après-midi: départ de Paris (Roissy), arrivée à Pekin lundi 13 octobre fin
de matinée. Retour à Paris: jeudi 23 octobre 2003.
Colloque International Teilhard de Chardin 2003: Strasbourg: du
vendredi 7 au lundi 10 novembre 2003.
Men bezoekt in China de plaatsen waar Teilhard van 1923-1946 als
paleontoloog werkte. Verder volgt men diverse lezingen. De namen van de
sprekers, hun onderwerp en verdere informatie vindt u op de website van onze
moederorganisatie, de Franse Association des Amis Pierre Teilhard de
Chardin > http://www.teilhard.org<
Met >www.earthday.nl< wil de Stichting Duurzame Solidariteit (SDS) in
Nederland de aandacht vestigen op Earthday (22 april). Op Earthday worden
over de hele wereld tal van activiteiten georganiseerd voor een duurzame en
rechtvaardige wereld. Meer informatie: Stichting Duurzame Solidariteit,
Rutger Groot Wassink 030-2399931, e-mail: >sds@groenlinks.nl<
In de ban van het geld - Globalisering, beschaving of barbarij? Debat van
Het Humanistisch Vredesberaad (HVB), over de rol van humanistische
waarden in een globaliserende wereld - donderdag 15 mei 2003 - 19.30 uur,
Groningen - Huis de Beurs, A-Kerkhof 4. Toegang gratis. Voor nadere info:
Anke Polak: 071 – 013150 of Rein Heijne: 010 - 4049148.
De huidige landbouw zorgt voor milieuproblemen en door de handelsbarrières
is er op de wereldmarkt nauwelijks plaats voor producenten uit ontwikke-
lingslanden. Is biologische landbouw een oplossing? Moeten de grenzen
worden opengesteld voor álle landbouwproducten uit de hele wereld? En wat
zouden de gevolgen van dit alles zijn voor Nederland? Over o.m. deze vragen
gaan Jan Mulder (europarlementariër VVD) en Kees Kodde (coördinator
Europese landbouwvoedselcampagne Milieudefensie) in debat met Alexander
de Roo (europarlementariër GroenLinks) Jacob Kol (econoom Erasmus
Universiteit Rotterdam) op donderd. 24 apr., Mariënburg 38-39, Nijmegen -
Aanvang 20.00 uur. Gratis toegang. Info: >rikharmsen@jeugdraad.nl<
Katholiek met hart en ziel - Landelijke viering van het herstel van de r.-k
hiërarchie in Nederland (150 jaar kromstaf) op 7 juni van 10.00-17.00 uur in
de Jaarbeurshallen te Utrecht. Dagkaart € 10,- Met eigen program voor
jongeren, tieners. Ook de allerkleinsten kunnen mee, want de gehele dag is er
een crèche. Info: >www.katholieknederland.nl<
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%